Nieuws

RvS: zicht op uitzetting naar Algerije

De cijfers laten vanaf oktober tot en met december 2023 een groei zien in de aantallen nationaliteits-bevestigingen, lp-afgiftes en uitzettingen van Algerijnse vreemdelingen naar Algerije. Die cijfers rechtvaardigen het oordeel dat er vanaf december 2023 voldoende concrete aanknopingspunten waren om te verwachten dat vreemdelingen met de Algerijnse nationaliteit binnen een redelijke termijn met een door de Algerijnse autoriteiten afgegeven lp konden worden uitgezet naar Algerije.

Dat betekent dat voor de vreemdeling in deze zaak het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn niet langer ontbrak. Dat het paspoort zou zijn verlopen, betekent nog niet dat de vreemdeling niet op basis van een kopie ervan gepresenteerd en uitgezet kan worden. Precies dat deed zich tenslotte ook voor bij de vreemdeling die op 13 oktober 2023 met een lp is uitgezet naar Algerije. De rechtbank heeft daarin terecht geen aanleiding gezien om aan te nemen dat er voor de vreemdeling geen zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn is.

RvS 202306388/1/V3 en 202307965/1/V3, 6.5.24
ECLI:NL:RVS:2024:1892

Rb: in beroepsfase art-64 (zonder vovo) voldoet VBL-opvang

De aanvraag art-64 is afgewezen en het vovo-verzoek is afgewezen. Dat eiseres de behandeling van het beroep in Nederland wil afwachten betekent niet dat verweerder verantwoordelijk is voor haar opvang. Blijkens het (aanvullend) verweerschrift is aan eiseres onderdak aangeboden op een vrijheidsbeperkende locatie waar ook medische zorg wordt gefaciliteerd. Eiseres heeft dit geweigerd. Eiseres verblijft sindsdien bij haar in Nederland woonachtige zoon, waar zij op grond van artikel 10 van de Vw 2000 eveneens medisch noodzakelijke zorg kan blijven ontvangen.

Verweerder heeft terecht vastgesteld dat eiseres niet heeft onderbouwd dat er sprake zou zijn van een acute medische noodsituatie, waardoor verweerder niet gehouden is om opvang aan eiseres te verlenen. Uit artikel 3 van het EVRM vloeit geen algemene verplichting voort om vreemdelingen van huisvesting of financiële ondersteuning te voorzien, tenzij de desbetreffende vreemdeling lijdt aan een ziekte in een vergevorderd en direct levensbedreigend stadium. Eiseres heeft niet onderbouwd dat zij zich in een zodanige situatie bevindt.

Het beroep is ongegrond.
Rb Groningen AWB 23/13056, 26.4.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:6323

Rb vovo: behoud opvang tijdens art-64 procedure tijdens beroepsfase

De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker er belang bij heeft om de beslissing op het beroep tegen het besluit van het COa om de Rva-verstrekkingen te beëindigen in de opvang af te mogen wachten. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat verzoeker bekend is met psychiatrische problematiek. De voorzieningenrechter zal daarom het COa opdragen verzoeker te behandelen als ware artikel 64 van de Vw 2000 op hem van toepassing.

Toewijzing van het verzoek acht de voorzieningenrechter niet zeer ingrijpend. Dit komt in feite slechts neer op het bevriezen van de status quo.
Rb Groningen AWB 24/6886, 24.4.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:6160

Rb: beëindigen opvang mag, ondanks lopend onderzoek medische reisbeperkingen

In het BMA-rapport staat dat eiser met medische problemen kampt. Eiser lijdt aan hoge bloeddruk en suikerziekte. Ook is eiser volgens het advies recentelijk weggeraakt, vermoedelijk door een neurologische oorzaak. Eiser zou hiervoor eind december een MRI-scan ondergaan. Deze afspraak is verzet naar 11 april 2024. Zolang er onduidelijkheid is over de precieze medische toestand van eiser kan eiser volgens het BMA niet reizen. Verweerder heeft aan eiser medegedeeld dat zijn Rva-verstrekkingen op 6 maart 2024 worden beëindigd....

De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een acute medische noodsituatie. Dat eiser een hoge bloeddruk, suikerziekte en mogelijk een neurologische aandoening heeft, is op zichzelf onvoldoende om een acute medische noodsituatie aan te nemen. In dit kader gaat het erom of eiser zal overlijden, invalide wordt of anderszins een vorm van ernstige geestelijke en/of lichamelijke schade zal oplopen bij het uitblijven van onmiddellijke behandeling. Hoewel eiser serieuze medische problemen heeft, staat niet vast dat er sprake is van een acute medische noodsituatie. Verweerder heeft ter zitting terecht gesteld dat het BMA-rapport ziet op de (on)mogelijkheid van eiser om te reizen en niet op de vraag of er een acute medische noodsituatie zal ontstaan bij het uitblijven van Rva-verstrekkingen. Ook heeft verweerder er ter zitting terecht op gewezen dat eiser aanspraak heeft op medisch noodzakelijke zorg.

Rb den Haag AWB 24/2192, 19.4.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:5678

Rb: vrijlating uit grensdetentie want telefoon zonder toestemming uitgelezen

De Afdeling vindt dat het zonder toestemming ontgrendelen van een mobiele telefoon via gezichtsherkenning en de quickcheck zonder een toereikende wettelijke grondslag een ernstige inbreuk is van het recht op privéleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens en daarmee ook een ernstig gebrek is in de toepassing van de maatregel. De rechtbank is van oordeel dat daarvan ook in het geval van eisers sprake is, nu onbetwist is dat eisers hun vinger voor de mobiele telefoons moesten houden zodat de KMar daar toegang tot kreeg. Zij hebben geen toestemming gegeven voor onderzoek of het uitlezen van hun mobiele telefoons en de KMar heeft hier geen toestemming voor gevraagd.

Verweerder heeft in het geval van eisers niet inzichtelijk gemaakt waarom het doorzoeken of uitlezen van hun mobiele telefoons nodig was. Gelet hierop weegt het belang van eisers dat zij niet in hun grondrechten worden geschonden naar het oordeel van de rechtbank zwaarder dan het grensbewaringsbelang en de met de bewaring in de grensprocedure gediende belangen. De vrijheidsontnemende maatregelen waren daarom onrechtmatig vanaf de eerste dag, de dag waarop de mobiele telefoons zijn onderzocht. De beroepen zijn gegrond.

Rb Haarlem NL24.15780, NL24.15781 en NL24.15782, 23.4.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:6258

CvT Schiphol: personeelskrapte geen reden insluiting

De vreemdeling doet beklag, omdat hij .... dagelijks in de middag en avond wordt ingesloten op zijn cel vanwege pauzes en wisseling van personeel. 

Uit art. 7 Rrg volgt dat vreemdelingen gedurende de dag in beginsel niet worden ingesloten in hun cel, maar enkel gedurende de voor de nachtrust bestemde uren. Tijdens het verblijf van de vreemdeling is hij echter tweemaals daags, gedurende één uur ingesloten in zijn cel. De directeur heeft verklaard dat dit is gebeurd in verband met het personeelstekort en met het oog op de orde en veiligheid in de inrichting. De directeur heeft hiermee echter onvoldoende gemotiveerd op welke wijze de orde en veiligheid in het geding zouden zijn gekomen wanneer de vreemdeling op de genoemde momenten niet zou zijn ingesloten. Het gegeven dat sprake is van personeelskrapte kan en mag niet voor rekening en risico van de vreemdeling komen. Er is aanleiding om aan de vreemdeling een tegemoetkoming van €30 euro (€7,50 x 4) toe te kennen.

Klacht gegrond.
CvT DCS, DS2023/552 en 570, 15.3.24

Rb: onvoldoende onderbouwing voor arbeidscontrole Braziliaanse Uber-rijders

De rechtbank stelt vast dat onvoldoende duidelijk uit de processen-verbaal blijkt dat sprake is van het aanwenden van bevoegdheden op grond van de Wav en kwalificeert de aanhouding en ophouding daarom als het hebben aangewend van vreemdelingrechtelijke bevoegdheden. Eiser heeft terecht aangegeven dat er uit het dossier niet kan worden afgeleid dat sprake is geweest van een redelijk vermoeden van illegaal verblijf. De rechtbank overweegt dat het op de openbare weg fietsen op een fiets waarop een tas met het logo van Uber is bevestigd hiertoe onvoldoende is. Het proces-verbaal van staandehouding vermeldt geen andere feiten en omstandigheden waarbij de rechtbank opmerkt dat de vermelding dat ambtshalve bekend zou zijn dat bij het bedrijf Uber vreemdelingen van Braziliaanse afkomst werken en deze vreemdelingen veelal geen verblijfsrechtelijke status hier ten lande hebben niet is geconcretiseerd of nader is toegelicht.

De rechtbank concludeert dat uit de verslaglegging in de processen-verbaal niet kan worden afgeleid dat eiser is staandegehouden op grond van de Wav. De rechtbank kwalificeert de aanhouding daarom als vreemdelingrechtelijk.

Het voorgaande betekent dat de rechtbank moet beoordelen of er sprake is geweest van een redelijk vermoeden van illegaal verblijf en dit als grondslag heeft kunnen dienen voor de aangewende bevoegdheden. Ook dit kan niet worden vastgesteld op grond van het dossier. De rechtbank stelt derhalve vast dat eiser onrechtmatig is staandegehouden en dit de daaropvolgende ophouding ook onrechtmatig heeft gemaakt. Het beroep is dus gegrond.

Rb Roermond NL24.14073, 22.4.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:6145

Rb: veiligheidssituatie Nigeria mag in BIC rapport meegewogen worden

De rechtbank overweegt dat in het BIC-rapport wordt ingegaan op de problemen waar de kinderen naar verwachting bij gedwongen vertrek naar Nigeria tegenaan lopen. In dat kader wordt ook stilgestaan bij de veiligheidssituatie en het onderwijsniveau in Nigeria, waarbij wordt verwezen naar (openbare) bronnen. Verweerder dient die omstandigheden in de belangenafweging te betrekken. Dat heeft verweerder onvoldoende gedaan en in zoverre is sprake van een gebrek. Verweerder kan daar niet aan voorbijgaan met de enkele stelling dat hij de opstellers van het rapport op die vlakken niet als deskundig beschouwt.

In het verweerschrift heeft verweerder de motivering voor wat betreft de onderwijssituatie naar het oordeel van de rechtbank overigens voldoende aangevuld.

Dat geldt echter niet voor wat betreft de algemene veiligheidssituatie in Nigeria. ...  Het in het verweerschrift door verweerder ingenomen standpunt dat de algemene veiligheidssituatie in Nigeria bij de belangenafweging op grond van artikel 8 van het EVRM geen rol heeft, volgt de rechtbank niet. Het belang van eiseres om in Nederland te blijven en het privéleven hier uit te oefenen wordt immers groter naarmate de veiligheidssituatie in het land van herkomst precairder is vergeleken met de veiligheidssituatie in Nederland. Dat is een aspect dat verweerder moet betrekken en dat is onvoldoende kenbaar gebeurd.

Het bestreden besluit kan daarom niet in stand blijven. De rechtbank verklaart het beroep gegrond.
Rb Amsterdam NL23.7001 en 23.7002, 5.2.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:6595

SvJ&V: criteria voor wedertoelating Surinaamse oud-Nederlanders

Men moet geboren zijn in het Nederlands deel van het Koninkrijk of men is een meerderjarige, buiten Nederland geboren oud-Nederlander, voor zover deze in een ander land woont dan waarvan hij onderdaan is en die naar het oordeel van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bijzondere banden heeft met Nederland. Voor diegenen die als oud-Nederlander buiten het grondgebied in Europa zijn geboren, geldt dat zij voor wedertoelating een beroep kunnen doen op bijzondere banden met Nederland.

De criteria om bijzondere banden aan te nemen zijn echter strikt (de vreemdeling heeft als Nederlander in Europees of Caribisch Nederland of op Aruba, Sint-Maarten of Curacao minstens de helft van het basisonderwijs gevolgd; de vreemdeling heeft gedurende zijn minderjarigheid een opleiding gevolgd, die meer dan in die tijd gebruikelijk was, op Nederland zelf was gericht; of er is sprake van bijvoorbeeld een opvoeding, maatschappelijke positie en/of dienstbetrekking die op Nederland gericht is (bijvoorbeeld als ambtenaar in Nederlandse dienst of als KNIL-militair met pensioen). Dit is echter niet limitatief. Op voorhand wil ik wel benadrukken dat een jarenlang verblijf zonder verblijfsvergunning in Nederland geen bijzondere banden met Nederland heeft doen ontstaan.

Samen met de gemeente Amsterdam en enkele maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor deze groep, is door ambtenaren van het Ministerie van JenV naar verschillende opties gekeken voor deze groep. Daarbij is gekeken of er bestaande verblijfsregelingen zijn waar zij voor in aanmerking komen en is de mogelijkheid onderzocht om tot een afgebakende en eenmalige regeling voor deze groep te komen, waarmee aan de hand van vastgestelde criteria getoetst zou kunnen worden of in betreffende gevallen alsnog rechtmatig verblijf verleend kon worden. Gedurende deze verkenning viel het kabinet. De keuze voor nieuw beleid is – gezien de demissionaire status – daarmee aan een volgend kabinet.

antwoord kamervraag 1642, 30.4.24
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20232024-1642.html

Rb: teveel onzekerheid over beschikbaarheid medicijn nazorg niertransplantatie Armenië

Tussen partijen is niet in geschil dat het achterwege blijven van de medische behandeling van eiseres op korte termijn zal kunnen leiden tot een medische noodsituatie. Het geschil tussen partijen heeft betrekking op de vraag of mag worden uitgegaan van de aanwezigheid en toegankelijkheid in Armenië van de voor eiseres noodzakelijke medische zorg in de vorm van het medicijn Tacrolimus.

Uit de BMA-adviezen die zijn uitgebracht komt het beeld naar voren van een zeer beperkte verkrijgbaarheid van Tacrolimus in Armenië. Uit de adviezen blijkt ook dat het moeilijk is om hierover werkelijk duidelijkheid te verkrijgen en dat, voor zover het middel inderdaad verkrijgbaar is of was, die situatie zeer instabiel is.

Om meer duidelijkheid te krijgen over de beschikbaarheid van Tacrolimus in Armenië heeft de rechtbank een deskundige benoemd die onderzoek heeft gedaan naar de beschikbaarheid van deze medicatie in Armenië. De rechtbank verwerpt het standpunt van verweerder dat deze deskundige niet de expertise heeft om dit onderzoek te doen. ... Het deskundigenonderzoek heeft eruit bestaan dat de deskundige telefonisch en via Skype apotheken en groothandels in Armenië heeft benaderd en bevraagd, en dat een collega-apotheker in Armenië, op verzoek van de deskundige, ter plekke heeft geïnformeerd. ...

Resumerend is sprake van een BMA-advies met een dubbelzinnige beschrijving tegen een achtergrond waarin verweerder meermalen, naar aanleiding van het gemotiveerde, met stukken onderbouwde verweer van eiseres, heeft moeten terugkomen op zijn bevindingen, en een verklaring van een door de rechtbank benoemde deskundige die nadere vragen oproept bij de stelling van verweerder dat Tacrolimus voor eiseres beschikbaar en verkrijgbaar is in Arakbir. Gelet op de twijfel die hiermee is ontstaan wordt door verweerder niet voldaan aan de eisen die aan de besluitvorming worden gesteld.

Het beroep is reeds vanwege het bovenstaande gegrond.
Rb Groningen AWB 20/4680, 26.4.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:6318

Pagina's