Rb: Algerijn, 30jr hier, geen status op grond van privéleven

In een situatie van illegaal verblijf dient sprake te zijn van zeer uitzonderlijke omstandigheden wil uitzetting strijd opleveren met artikel 8 EVRM. Van dergelijke zeer uitzonderlijke omstandigheden is in het geval van eiser geen sprake. De enkele omstandigheid dat eiser langdurig in Nederland verblijft acht verweerder niet doorslaggevend. Eiser heeft er zelf voor gekozen zijn illegaal verblijf in Nederland voort te zetten, terwijl eiser wist dat verblijf in Nederland niet was toegestaan. Het feit dat eiser de Nederlandse taal spreekt acht verweerder inherent aan eisers lange verblijf in Nederland. Het enkel spreken van de taal maakt nog niet dat eiser in belangrijke mate is geïntegreerd in de Nederlandse maatschappij. Verweerder acht hier van belang dat eiser een baan heeft noch een inkomen heeft en geen opleiding volgt of zich op enige wijze inzet voor de Nederlandse samenleving. Met betrekking tot eisers banden met Algerije heeft verweerder in de belangenafweging betrokken dat eiser zijn vormingsperiode in Algerije heeft gewoond, de taal spreekt en bekend is met de cultuur. Verweerder heeft niet miskend dat een langdurig en uitzichtloos illegaal verblijf in Nederland kan worden aangemerkt als een onmenselijke behandeling, maar eiser kan terugkeren naar Algerije. Daarom is in het geval van eiser geen sprake van een uitzichtloos illegaal verblijf.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder alle door eiser aangevoerde omstandigheden betrokken en heeft verweerder zich op niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de afwijzing van de aanvraag geen strijd oplevert met artikel 8 EVRM. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat verweerder kennelijk in eisers verblijf in Nederland heeft berust. Weliswaar heeft verweerder sinds 2006 geen concrete uitzettingshandelingen meer verricht, verwijdering lukt niet omdat eiser zich heeft bediend van meerdere aliassen, zijn identiteit nooit met originele identificerende documenten heeft aangetoond en nooit vrijwillig heeft meegewerkt aan zijn vertrek. Er is geen sprake van een situatie waarin verweerder het verblijf van eiser (langdurig) heeft gedoogd.

De beroepsgrond slaagt niet.
Rb Haarlem AWB 17/14487, 19.4.18
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2018:7610