Rb: behandeling epilepsie en hartziekten in Kabul mogelijk

Eiser kan voert aan dat de noodzakelijke medische behandeling in Afghanistan niet toegankelijk is voor hem. Eiser onderbouwt dit met een bericht van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) waaruit blijkt dat de benodigde medicatie in Afghanistan van slechte kwaliteit is en dat goede zorg voor epilepsie en hartziektes niet mogelijk is in een publiek ziekenhuis. Voorts overlegt eiser een verklaring van een arts waarin de kosten voor zijn benodigde medicatie worden genoemd. Nu eiser geen inkomsten genereert en gezien het hoge bedrag van de medicatie, zal eiser niet in staat zijn om de medicatie te betalen.

Eiser betoogt verder dat verweerder een nieuw BMA-advies had moeten aanvragen, omdat een vermoeden bestaat van een angst- en stemmingsstoornis en sprake is van suïcidale uitingen. Eiser overlegt hiertoe een verwijsbrief voor een verwijsafspraak bij de GGZ.

De rechtbank oordeelt als volgt. Nu uit het BMA-advies blijkt dat de benodigde behandeling voor eiser aanwezig is in Afghanistan dient eiser aannemelijk te maken dat deze zorg voor hem feitelijk niet toegankelijk is. Eiser is daarin naar het oordeel van de rechtbank niet geslaagd. De rechtbank overweegt hiertoe dat verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd heeft dat eiser niet heeft onderbouwd dat de kosten voor de medische behandeling te hoog zijn voor hem. Eiser heeft enkel gesteld dat de medische behandeling voor hem niet betaalbaar en daardoor niet toegankelijk is. De in beroep overgelegde verklaring van een arts leidt niet tot een ander oordeel, omdat uit deze verklaring niet blijkt hoe de arts tot het gestelde bedrag is gekomen en welke medicijnen de arts heeft betrokken in zijn berekening. Voorts heeft verweerder mogen overwegen dat eiser niet heeft aangetoond dat zijn familie niet financieel kan bijdragen of dat hij geen arbeid kan verrichten.

De rechtbank volgt eiser evenmin in zijn betoog dat verweerder zijn persoonlijke en bijzondere omstandigheden niet heeft betrokken. De omstandigheden dat eiser geen inkomen zou hebben in Afghanistan, afkomstig is uit Paktia, dat eiser al langdurig verblijft in Nederland en dat zijn echtgenote woonachtig is in Nederland heeft verweerder, in tegenstelling tot hetgeen eiser betoogt, betrokken.

Beroep ongegrond.
Rb den Haag AWB - 19 _ 5880, 7.7.20
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2020:7731