Rb: belang verblijf bij (gestelde) dochter bij voorkomen suicide

In het BMA-advies staat dat de vreemdeling suïcidaal is en dat bij uitblijven van behandeling een medische noodsituatie op korte termijn kan worden verwacht omdat niet kan worden uitgesloten dat hij tot suïcide komt. In de brief van de behandelaar staat dat de omgang van de vreemdeling met zijn dochter hem weerhoudt van suïcide. De behandelaar onderstreept het behoud van contact met zijn dochter als een belangrijke beschermende factor.

In het advies en aanvullend advies van het BMA wordt niet expliciet ingegaan op de rol die de dochter speelt bij het voorkomen van suïcide, noch over de omvang van dit risico bij gedwongen uitreis en over de effectiviteit van de behandeling buiten de nabijheid van zijn in Nederland verblijvende dochter. Nu de behandelaar het contact met de dochter heeft opgenomen in het behandelplan, betreft dit een omstandigheid die het BMA in zijn advies had moeten betrekken. Door op dit punt geen nadere toelichting te vragen heeft de SvJ&V niet voldaan aan zijn vergewisplicht.

Dat de vreemdeling niet heeft aangetoond dat X daadwerkelijk zijn dochter is, doet hier niet aan af. Met de overgelegde stukken, waaronder brieven van Nidos, heeft de vreemdeling in ieder geval een begin van bewijs geleverd dat X zijn dochter is. Bovendien is niet in geschil dat de vreemdeling denkt dat hij de biologische vader is. Gelet op de beschermende factor die X volgens de behandelaar is, is in dit verband niet van doorslaggevend belang of X daadwerkelijk de dochter van de vreemdeling is. Beroep gegrond.

VK Rb Haarlem, AWB 18/8661 en AWB 18/8662, 4.4.19