Rb: bij opleggen vreemdelingendetentie te weinig rekening gehouden met situatie kind

De rechtbank overweegt dat volgens de wet een minderjarige juridisch handelingsonbekwaam is. De rechtbank stelt vast dat in de Vw 2000 en bijbehorende regelgeving in het geheel niet is voorzien in specifieke procedurele waarborgen als het gaat om vreemdelingenbewaring van niet-begeleide minderjarigen. De rechtbank acht dit, gelet op het ingrijpende karakter van vrijheidsbeperking en vrijheidsontneming, buitengewoon ernstig omdat dit in strijd is met de rechten van het kind zoals die zijn neergelegd en uitgewerkt in internationale en Europese Verdragen en het Europese recht dat deel uitmaakt van de Nederlandse rechtsorde.

De rechtbank acht het ontluisterend dat, omdat een nationale wettelijke bepaling hiertoe ontbreekt, de autoriteiten die vanuit de vreemdelingenketen, in welke hoedanigheid ook, te maken hebben met niet-begeleide minderjarige vreemdelingen nalaten een vaste handelwijze of protocol te hanteren voor de omgang met niet-begeleide minderjarige vreemdelingen die in lijn is met de rechten van het kind. Ook indien de nationale wetgever in gebreke is met het vastleggen van rechten en waarborgen die specifiek toekomen aan minderjarigen die op vreemdelingrechtelijke gronden worden gedetineerd, heeft te gelden dat de autoriteiten in de gehele vreemdelingenketen gehouden zijn de rechten van het kind zoals die – onder meer – zijn neergelegd in het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind en het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (het Handvest) te eerbiedigen en naleving te waarborgen.

De rechtbank constateert dat in de maatregel die thans ter toetsing voorligt er dermate ernstige gebreken kleven aan de oplegging van de maatregel dat onmiddellijke opheffing van de maatregel zal worden bevolen. Gelet op de ernst van de geconstateerde gebreken en de grove schending van de rechten van het kind, betrekt de rechtbank, ondanks dat dit alles niet is aangevoerd in de gronden van beroep, expliciet het voortraject, het gehoor, de motivering van de maatregel alsook de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring bij haar ambtshalve onderzoek. Ook zal de rechtbank vanwege de ernst van de gebreken een hogere schade-vergoeding toekennen dan de bedragen die normaliter worden toegekend, waarbij de rechtbank uitdrukkelijk overweegt dat dit ook ambtshalve geschiedt en niet op verzoek van eiser.

Rb Den Bosch NL19.18769 en NL19.18836, 19.8.19
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2019:8709