Rb: criteria schrijnend niet vastgelegd, IND moet wel alle relevante aspecten kenbaar meewegen

De vreemdeling, die sinds 2001 in Nederland woont, heeft een verblijfsvergunning 'conform beschikking minister' aangevraagd. Verweerder heeft de aanvraag niet in behandeling genomen. De Rb heeft de zaak deels gezamenlijk met vier soortgelijke zaken behandeld. In alle zaken is verwezen naar 627 deels witgelakte minuten, die betrekking hebben op ingewilligde aanvragen om toepassing van de discretionaire bevoegdheid. De vreemdelingen betogen dat verweerder een onjuist beoordelingskader heeft gehanteerd, nu de minuten een vaste gedragslijn laten zien die in hun zaken zonder uitleg niet is gevolgd.

Verweerder heeft geen beleid geformuleerd ter invulling van de toepassing van de discretionaire bevoegdheid. Het beoordelingskader uit de richtsnoerenbrief [voor de beoordeling van 14/1 aanvragen] is uitsluitend van toepassing op aanvragen van vóór 18 maart 2005. Dat verweerder meedeelt dat de richtsnoerenbrief als leidraad is toegepast, betekent niet dat het gehele in de richtsnoerenbrief neergelegde beoordelingskader is toegepast. De ABRvS maakt onderscheid tussen het gebruik van de richtsnoerenbrief als leidraad en als beoordelingskader.

Uit het praktijkdocument en de uitleg van de SvJ&V ter zitting leidt de Rb de volgende vaste gedragslijn af. Voor de toepassing van de discretionaire bevoegdheid dient er, naast langdurig verblijf en worteling in Nederland, sprake te zijn van een uniek samenstel van aanvullende factoren. Welke omstandigheden daarbij van belang kunnen zijn, of welke omstandigheden daarbij een doorslaggevende rol spelen, kan niet limitatief worden aangegeven. De factoren die verweerder i.i.g. bij de beoordeling betrekt (mits aangevoerd) en de contra-indicaties zijn nader uitgewerkt in het praktijkdocument. Het staat verweerder vrij om aanvragen van na 18 maart 2005 individueel te beoordelen, waarbij hij zich baseert op een niet-limitatieve opsomming van factoren en contra-indicaties zonder vaste weging.

Dit laat onverlet dat hij afwijzingen helder moet motiveren. Dat behelst inzicht in de concrete weging van factoren en contra-indicaties die volgen uit de vaste gedragslijn (het praktijkdocument). Het besluit moet er blijk van geven dat alle aangedragen factoren zijn beoordeeld en waarom de aangevoerde omstandigheden in onderlinge samenhang bezien niet kwalificeren als een uniek samenstel van omstandigheden dat een schrijnende situatie oplevert. Het betoog dat de beslispraktijk in zijn algemeenheid leidt tot willekeur, slaagt niet.

De SvJ&V heeft niet alle aangedragen omstandigheden voldoende kenbaar en deugdelijk gemotiveerd in zijn beoordeling betrokken. ... Gelet hierop komt de Rb niet toe aan een (marginale) beoordeling van de weging van de betrokken omstandigheden. De SvJ&V heeft zijn standpunt dat geen sprake is van een schrijnende situatie onvoldoende deugdelijk gemotiveerd.

VK Rb Amsterdam (mk), AWB 17/2576, 6.4.18
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2018:2305

zie ook Rb den Haag AWB - 17 _ 2177, 23.3.18
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2018:4239