Rb: criterium voor toelating zieke ouders bij volwassen kind is 'laatste levensfase'

Dit betreft de aanvraag mvv voor verblijf bij haar meerderjarige dochter. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet heeft aangetoond dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid tussen haar en referente. Daarbij heeft verweerder doorslaggevend belang kunnen hechten aan het feit dat referente vier maal per jaar gedurende ongeveer twee weken bij eiseres op bezoek gaat en eiseres zich, als referente niet bij haar is, zelfstandig kan handhaven in haar woning.

Eiseres beroept zich op een informatiebericht van de werkinstructie strategisch en uitvoeringsadvies (SUA) over het voorleggen van zaken van ouderen die zich bevinden in de laatste levensfase aan de Commissie schrijnende zaken (CSZ). Tussen partijen is in geschil of eiseres voldoet aan de eerste voorwaarde genoemd in het informatiebericht, te weten: “de vreemdeling heeft een zeer hoge leeftijd. Als richtsnoer geldt in beginsel een leeftijd van 80 jaar of ouder. Doorslaggevend is echter dat iemand zich in de laatste levensfase bevindt. Het is dus ook mogelijk dat een vreemdeling met een lagere leeftijd die zich in de laatste levensfase bevindt in aanmerking komt voor voorlegging aan de CSZ”. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres niet wordt geacht zich in de laatste levensfase te bevinden. Uit de overgelegde medische verklaringen blijkt dat eiseres, die op dit moment 78 jaar oud is, lijdt aan chronisch hartfalen, hoge bloeddruk, hoog cholesterolgehalte, vernauwing van de bloedvaten, ontsteking van de alvleesklier, schildklierproblemen en gewrichtspijn. Voor deze klachten staat zij onder behandeling van aan arts, moet zij regelmatig op controle en ontvangt zij medicatie en volgt zij een speciaal dieet. Voorts blijkt dat eiseres een cerebrovasculaire aandoening en encefalopathie heeft. De arts heeft geconcludeerd dat eiseres, gelet op haar gezondheidstoestand en leeftijd, afhankelijk is van zorg van buitenaf en permanent dient samen te wonen met arbeidsgeschikte gezinsleden. Verweerder stelt in het bestreden besluit dat deze klachten ouderdom gerelateerd zijn, hetgeen ook een indicatie is dat sprake is van een laatste levensfase. Dat enkel sprake zou zijn van “de laatste levensfase” indien de vreemdeling terminaal zou zijn, is door verweerder niet gesteld en is evenmin gebleken. Voorts blijkt uit het informatiebericht niet dat sprake moet zijn van een cumulatieve opsomming, zodat niet aan alle vereisten voldaan hoeft te worden om de zaak voor te leggen aan de CSZ.

Nu eiseres aan de overige voorwaarden voldoet en gelet op de specifieke omstandigheden van deze zaak is de rechtbank van oordeel dat het besluit ook op dit punt onvoldoende is gemotiveerd. Het beroep is daarom gegrond.

Rb Haarlem AWB 18/8301, 12.3.19
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2019:4928