Rb: erkennning door niet-biologische vader (NLer) blijft in stand ivm gevolgen voor kind

1. Onvoldoende is komen vast te staan dat sprake is van een schijnerkenning. Uit de overgelegde stukken en de verklaringen van de man en de vrouw ter zitting is onvoldoende gebleken dat de man het kind enkel heeft erkend om ervoor te zorgen dat het kind de Nederlandse nationaliteit zou verkrijgen en de vrouw dan een afgeleid verblijfsrecht zou krijgen. Zowel de man en de vrouw hebben verklaard dat zij elkaar in de kerk hebben ontmoet en een affectieve relatie met elkaar zijn aangegaan. Zij hadden het voornemen om met elkaar in het huwelijk te treden. De man en de vrouw verklaren dat de man vanuit dat oogpunt het kind heeft erkend. Dat het huwelijk niet is doorgegaan en dat partijen ook niet hebben samengewoond, maakt niet dat kan worden vastgesteld dat sprake is van een schijnerkenning. Het verzoek van het OM zal op deze grond dan ook niet worden toegewezen. 

2. Verder stellen zowel het OM als de bijzondere curator dat het in het belang van het kind is dat de feitelijke situatie in overeenstemming wordt gebracht met de juridische situatie. Dit pleit ervoor om de erkenning van het kind door de man te vernietigen. Ter zitting is echter ook gebleken dat zowel het OM als de bijzondere curator er niet mee bekend zijn wat de gevolgen van deze vernietiging zijn m.b.t. de nationaliteit van het kind, alsmede het verblijfsrecht van de vrouw. Mocht de vernietiging van de erkenning tot gevolg hebben dat het kind staatloos wordt, dan behoudt het kind o.g.v. art. 14 lid 8 Rijkswet op het Nederlanderschap haar nationaliteit. Het is echter ook mogelijk dat het kind a.g.v. de vernietiging van de erkenning de Surinaamse nationaliteit herkrijgt, waardoor de vrouw haar verblijfsrecht verliest. In dit geval zouden het kind en de vrouw moeten terugkeren naar Suriname. Het is onzeker wat de gevolgen zijn van de vernietiging van de erkenning m.b.t. de nationaliteit van het kind, die grotendeels is opgegroeid in Nederland. De onzekerheid is niet in het belang van het het kind.

Om die reden is het belang dat het kind heeft bij het behoud van de Nederlandse nationaliteit groter dan het belang om de feitelijke situatie in overeenstemming te brengen met de juridische situatie. Daar komt bij dat het erkennen van een kind geen waarheidshandeling is, zodat ook het feit dat de man niet de biologische vader van het kind is niet per se leidt tot de noodzaak van vernietiging van de erkenning. Uit de verklaringen van de vrouw blijkt dat het kind op dit moment geen hinder ondervindt van het feit dat sprake is van een erkenner die niet haar verwekker is, ook heeft zij geen last van het feit dat zij een andere achternaam draagt. Wijst de verzoeken van het OM en de bijzondere curator af.

Rb Midden-Nederland, C/16/461250/FORK 18-879, 17.7.19