Rb: geen grondslag grensdetentie asielzoeker

Aan de vreemdeling is met toepassing van art. 6(6) Vw een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd op grond van art. 6(1)(2) Vw op de gronden dat aan hem de toegang is geweigerd op grond van art. 14 Schengengrenscode, zijn asielaanvraag in de grensprocedure is afgewezen en een risico op onderduiken bestaat. De vreemdeling doet een beroep op Gnandi en stelt dat er een juiste grondslag voor de vrijheidsontnemende maatregel ontbeert, omdat de maatregel is gericht op zijn uitzetting terwijl hij mag blijven zolang niet niet op zijn verzoek om een vovo is beslist en hij niet in bewaring mag worden gesteld met het oog op uitzetting.

De rechtbank oordeelt dat het beroep slaagt (Rb Haarlem, 19 september 2018 (ECLI:NL:RBDHA:2018:11260) en 6 november 2018 (ECLI:NL:RBDHA:2018:13276)). De vrijheidsontnemende maatregel ontbeert een deugdelijke, wettelijke grondslag en kon niet worden gebaseerd op art. 6(1)(2)(6) Vw dan wel op het feit dat hem de toegang tot Nederland is geweigerd. Beroep gegrond.

Rb Haarlem, NL18.20610, 12.11.18