Rb: geen verblijf bij NLs kind, lang in detentie gezeten maar wel intensief contact

Eiser heeft vanaf zijn strafrechtelijke aanhouding eind 2011 tot januari 2015 in detentie gezeten. Van januari 2015 tot en met april 2015 is hij ter verdere executie van de straf met een enkelband thuis geweest. Vanaf eind april 2015 is hij weer gedetineerd geweest tot eind december 2017. Sinds 26 september 2018 verblijft eiser weer bij zijn echtgenote en twee minderjarige dochters die allen de Nederlandse nationaliteit hebben.

Eiser heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van een dusdanige afhankelijkheidsverhouding dat zijn dochters gedwongen zouden worden de Europese Unie te verlaten bij weigering van een verblijfsrecht aan de vader. Eiser heeft voorts aangevoerd dat hij geen werkelijk, actueel en ernstig gevaar voor de openbare orde vormt. Hij verwijst daarvoor naar een reclasseringsrapport van Mijn reclassering. Uit dit rapport blijkt dat eiser zich verantwoordelijk voelt voor zijn strafrechtelijke veroordelingen en dat hij veel spijt heeft. Er blijkt uit niets dat hij een gevaar zou vormen. Eiser heeft voorts aangevoerd dat er sprake is van een schending van het evenredigheidsbeginsel, omdat eiser niet uitgezet kan worden. ...

Ondanks de belangen van de kinderen, die niet worden onderschat en waar verweerder ook naar heeft gekeken, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een zodanige afhankelijkheidsrelatie dat de kinderen gedwongen zouden worden Nederland te verlaten vanwege hun afhankelijkheid van hun vader. Daarbij is als eerste van belang dat de kinderen bij hun moeder kunnen blijven en dat zij hen, net zoals in de periode dat eiser in detentie zat, zal kunnen opvoeden en verzorgen. Het zwaartepunt in de zorg- en opvoedingstaken heeft altijd bij haar gelegen. Door het onthouden van een verblijfsrecht in de EU aan eiser, bestaat er dan ook geen directe noodzaak voor de kinderen om met hem het grondgebied van de EU te verlaten omdat er in Nederland geen opvoeder of verzorger meer zou zijn. Er moet in die situatie meer zijn dan een normale afhankelijkheidsrelatie tussen eiser en zijn kinderen om tot de conclusie te komen dat dat zij genoodzaakt zouden zijn de Unie te verlaten als eiser het grondgebied van de Unie zou moeten verlaten en die is in dit geval onvoldoende aannemelijk gemaakt. Beroep ongegrond.

Rb Utrecht AWB 18/6817 en 18/6818, 29.5.19
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2019:5579