Rb: individueel oordeel nodig over verblijf gedetineerde vader NLs kind met zwaar inreisverbod

Deze vader van NLs kind (van 17jr) was gedetineerd in strafrechtelijke detentie tot 1 februari 2018 en aansluitend tot 19 juli 2018 in vreemdelingenbewaring. Hij heeft geen vast inkomen en geen baan. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser vanwege zijn detentie geen zorg- en opvoedingstaken verricht.

De rechter oordeelt: Gelet op het arrest Chavez-Vilchezis de omstandigheid dat de andere ouder, burger van de Unie, daadwerkelijk alleen de dagelijkse daadwerkelijke zorg voor het kind kan en wil dragen, een gegeven dat relevant is, maar dit volstaat niet om te kunnen vaststellen dat er tussen de ouder die onderdaan van een derde land is en het kind niet een zodanige afhankelijkheidsverhouding bestaat dat het kind in geval van een dergelijke weigering het grondgebied van de Unie zou moeten verlaten. Om tot een dergelijke vaststelling te komen, moeten, in het hogere belang van het kind, alle betrokken omstandigheden in de beschouwing worden betrokken, meer in het bijzonder, naast de leeftijd van het kind, zijn lichamelijke en emotionele ontwikkeling, de mate van zijn affectieve relatie zowel met de ouder die burger van de Unie is als met de ouder die onderdaan van een derde land is, evenals het risico dat voor het evenwicht van het kind zou ontstaan indien het van deze laatste ouder zou worden gescheiden.

In dat verband is van belang dat eiser in bezwaar een verklaring heeft overgelegd van zijn zoon, waarin hij zijn relatie met zijn vader en het belang dat zijn vader bij hem in Nederland kan verblijven, heeft toegelicht. Daarnaast heeft eiser ter onderbouwing van de relatie die hij met zijn zoon onderhoudt een overzicht ingebracht van de bezoekmomenten van zijn zoon aan hem in detentie. In beroep heeft eiser een nadere onderbouwing gegeven, door het overleggen van een verklaring van de moeder van zijn zoon, een geactualiseerd overzicht van de bezoekmomenten van zijn zoon, een overzicht van telefooncontacten en foto’s van eiser met zijn zoon. Deze omstandigheden heeft verweerder niet betrokken in zijn beoordeling of tussen eiser en zijn zoon een zodanige afhankelijkheidsverhouding bestaat dat zijn zoon in geval van de weigering om het verblijfsrecht van eiser te erkennen wegens redenen van openbare orde, het grondgebied van de Unie zou moeten verlaten. Verweerder zal die beoordeling alsnog moeten verrichten met inachtneming van alle relevante omstandigheden van de situatie.

Het beroep is gegrond.
Rb Haarlem AWB 18/4809, 14.12.18
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2018:15605