Rb: individueel oordeel over inkomen referent vereist

De MVV-aanvraag van eiser is afgewezen wegens het niet voldoen aan het middelenvereiste. Referent heeft een arbeidsovereenkomst Fase A, zonder uitzendbeding met uitsluiting van loondoorbetalingsverplichting.
Uit het Khachab arrest en de daarin opgenomen verwijzing naar o.m. het Chakroun arrest volgt dat er altijd een evenredigheidstoets moet plaatsvinden en een afweging dient te worden gemaakt van de individuele omstandigheden. Het standpunt dat, reeds omdat in de uitzendovereenkomst van referent geen doorbetalingsverplichting is opgenomen niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat de middelen nog zes maanden beschikbaar zijn, volstaat in dat opzicht niet. Getoetst dient te worden of waarschijnlijk is dat de middelen in die periode beschikbaar zijn. Bij deze individuele beoordeling wordt de ontwikkeling van de inkomenspositie van de gezinshereniger voorafgaand aan dat verzoek betrokken. In dit geval heeft eiseres aangevoerd dat referent nooit een beroep heeft gedaan op de publieke middelen en reeds sinds 9 juni 2011 in dienst is van het bedrijf en sinds 17 november 2016 onafgebroken voor deze werkgever arbeid heeft verricht, terwijl zijn uitzendovereenkomst die ten tijde van de aanvraag nog zes maanden geldig was, daarna zou worden omgezet in een fase-B overeenkomst. Deze omstandigheden zijn ten onrechte niet bij de beoordeling betrokken.

Voorts is de tegenwerping dat referent niet voldoet aan de inkomensnorm op zichzelf onvoldoende om te oordelen dat referent niet over voldoende middelen van bestaan heeft beschikt. Daarbij is niet alleen de hoogte van het verschil met die norm van belang, maar tevens het feit dat referent geen beroep heeft gedaan op het stelsel van sociale bijstand en aldus voldoet aan het in de Gezinsherenigingsrichtlijn gestelde vereiste dat de gezinshereniger beschikt over stabiele en regelmatige inkomsten.
Beroep gegrond.

VK Rb Haarlem, AWB 18/3448 1.2.19