Rb: individuele afweging nodig als partner Wajong-uitkering heeft

Eiser voert aan dat het UWV heeft vastgesteld dat referente geen theoretische verdiencapaciteit heeft en dat zij daardoor niet in staat is om 70% van het minimumloon te verdienen. Eiser betoogt dat referente gelet daarop als duurzaam en volledig arbeidsongeschikt dient te worden aangemerkt. Door het UWV is echter niet vastgesteld dat referente ook duurzaam arbeidsongeschikt is.

De rechtbank is van oordeel dat verweerder gelet op de systematiek van de Wajong en de specifieke omstandigheden van referente nader onderzoek had moeten verrichten naar de vraag of referente, hoewel dit nog niet door UWV is vastgesteld in een besluit, toch moet worden geacht blijvend en volledig arbeidsongeschikt te zijn.

De rechtbank verwijst ter onderbouwing van dit oordeel naar de uitspraak van de Afdeling van 17 oktober 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:3407), waaruit volgt dat ook jonggehandicapten die volledig arbeidsongeschikt zijn en een duurzame medische beperking hebben, (nog) niet duurzaam en volledig arbeidsongeschikt worden verklaard maar de werkregeling instromen als UWV (nog) perspectief op ontwikkeling van (enig) arbeidsvermogen ziet. Dat sluit echter niet uit dat de jonggehandicapte redelijkerwijs geen loonvormende arbeid zal kunnen gaan verrichten. De werkregeling heeft voor de jonggehandicapte als voordeel dat deze inkomens- en arbeidsondersteuning ontvangt. Referente zou rechtsmiddelen kunnen aanwenden om door het UWV alsnog als duurzaam en volledig arbeidsongeschikt te worden aangemerkt en zo gezinshereniging mogelijk te maken maar de Afdeling is van oordeel dat verweerder dit niet van een referente kan verlangen omdat zij daardoor haar recht op arbeidsondersteuning zou verliezen.

Verweerder had dus nader onderzoek moeten verrichten naar de specifieke omstandigheden van referente, waaronder de reële kans op arbeidsparticipatie binnen een redelijke termijn. Het lag daarbij in de rede daarover bij het UWV informatie in te winnen.

Rb Rotterdam AWB 18/8415, 21.5.19
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2019:5236