Rb: recht op voorzieningen ivm behandeling in Centrum 45

In haar tussenuitspraak heeft de rechtbank eerder overwogen dat verweerders stelling dat eiser ook in zijn eigen woonplaats kan worden behandeld zonder nader onderzoek naar de behandelmogelijkheden van eiser onvoldoende is om voorbij te gaan aan het begin van bewijs dat eiser heeft geleverd voor zijn stelling dat alleen behandeling bij Centrum ’45 toereikend is om een acute medische noodsituatie te voorkomen. Verweerder heeft zich vervolgens ten onrechte geen rekenschap gegeven van de vraag of eiser feitelijk toegang heeft tot de voor hem noodzakelijke zorg in Centrum ’45 gelet op het feit dat hij, naar eiser heeft gesteld, niet beschikt over de financiële middelen om naar Diemen te reizen. Het is daarmee onduidelijk of de voor eiser noodzakelijke zorg kan worden voorgezet, terwijl bij het uitblijven van deze zorg een acute medische noodsituatie kan ontstaan.

De stelling van verweerder dat de behandeling van eiser bij Centrum ’45 (te Diemen) op zodanig korte afstand van eisers verblijfplaats (te Amsterdam) plaatsvindt, namelijk binnen een straal van 10 km en er om die reden geen sprake is van reiskosten, is niet onderbouwd. Ook verweerders (evenmin onderbouwde) stelling dat het voor eiser sinds het beëindigen van de opvang kennelijk mogelijk is om naar zijn wekelijkse afspraak naar Centrum ’45 te gaan, is onvoldoende om het motiveringsgebrek te herstellen.

De rechtbank concludeert dat verweerder de door eiser ingenomen en onderbouwde stelling dat sprake is van een zeer bijzondere medische situatie die noopt tot feitelijke opvang onvoldoende zorgvuldig heeft onderzocht en onvoldoende heeft gemotiveerd wat maakt dat van een dergelijke situatie geen sprake is.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit waardoor het moet worden geacht niet te hebben plaatsgevonden. Hiermee herleven over de Rva- verplichtingen, waaronder het verstrekken van een wekelijkse financiële toelage vanaf datum beeindiging.

Rb Utrecht AWB 15/22483, 19.7.16
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2016:9149