Rb: Rwandees uiterlijk risico in Congo

De vreemdeling vreest dat zij bij terugkeer naar Congo weer verkracht of gedood zal worden door de Congolese soldaten vanwege haar Rwandese uiterlijk. Volgens de staatssecretaris is niet aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer opnieuw te vrezen heeft voor verkrachting.

De rechtbank komt tot de volgende beoordeling. Tussen partijen is niet in geschil dat de vreemdeling vanwege haar Rwandese uiterlijk door soldaten van het Congolese leger is verkracht en daarmee eerder is blootgesteld aan vervolging vanwege haar nationaliteit en aan een behandeling in strijd met art. 3 EVRM. Gelet op WI 2014/10 ligt de bewijslast om aan te nemen dat het voorgaande zich niet opnieuw zal voordoen bij de staatssecretaris. De staatssecretaris is niet hierin geslaagd. Er is voldaan aan het singled-out-criterium omdat uit de verklaringen van de vreemdeling – die door de staatssecretaris geloofwaardig zijn geacht – blijkt dat de soldaten het specifiek op de vreemdeling hadden gemunt vanwege haar Rwandese uiterlijk. De verkrachting is geen gevolg van willekeurig geweld maar heeft te maken met het Rwandese uiterlijk van de vreemdeling. De staatssecretaris heeft niet gemotiveerd waarom hij er vanuit gaat dat het gaat om een eenmalig incident dat niet zal worden herhaald. Van een situatie dat de eerdere daders niet meer aanwezig zijn in het land van herkomst of dat de situatie in het land van herkomst aanzienlijk is verbeterd, is geen sprake. Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er goede redenen zijn om aan te nemen dat de vreemdeling niet opnieuw zal worden blootgesteld aan een daad van vervolging of een behandeling in strijd met art. 3 EVRM.

Rb Den Haag, NL19.12901, 19.8.19