Rb: voor gehuwde stellen is geen relatieverklaring verplicht, tenzij schijnhuwelijk

De rechtbank constateert dat verweerder de geldigheid van het huwelijk niet betwist en zich niet op het standpunt stelt dat sprake is van een schijnhuwelijk. Immers vermelden het bestreden besluit en het verweerschrift slechts dat een schijnhuwelijk “niet kan worden uitgesloten”. Ook heeft verweerder de indicaties (namelijk het leeftijdsverschil en het tijdstip van het afleggen van het inburgeringexamen) voor het stellen van de vragen niet uitdrukkelijk en kenbaar ten grondslag gelegd aan het bestreden besluit. Naar het oordeel van de rechtbank kan verweerder zich onder die omstandigheden niet op het standpunt stellen dat niet aan de voorwaarde van artikel 3.14, onder a, van het Vb is voldaan.

Beroep gegrond.
Rb Haarlem AWB 19/8866, 19.6.20
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2020:5482