Rb: voor ongewenstverklaring  Bosnische 1F-er is toets op actuele bedreiging nodig

Aan de vreemdeling is eerder art. 1(F) van het Vv tegengeworpen en in geschil is of de ongewenst-verklaring van de vreemdeling zich verdraagt met art. 27(2) Verblijfsrichtlijn, waarin staat dat sprake moet zijn van gedrag dat een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt.

De rechtbank stelt ten eerste vast dat art. 1(F) Vv in rechte vaststaat. Voorts wordt overwogen dat het Europees Hof factoren heeft opgenoemd waarbij rekening dient te worden gehouden bij de vraag naar het bestaan van een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving. In het licht van deze voorgeschreven toets wordt geoordeeld dat de conclusie dat reeds vanwege de uitzonderlijke ernst van zijn gedragingen een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving, niet houdbaar is. Niet is immers gebleken dat de mate waarin de vreemdeling persoonlijk betrokken was bij de gedragingen, de historische context waarin deze zich hebben afgespeeld, het gevaar voor recidive, of de toepasselijkheid van uitsluitingsgronden bij de beoordeling is betrokken. Voorts wordt geoordeeld dat de unierechtelijke evenredigheidstoets, zoals volgt uit het arrest niet is uitgevoerd. Evenmin is beoordeeld of eventueel een minder vergaande maatregel kan worden getroffen die even doeltreffend is.

Rb Middelburg (MK) , AWB 15/22024, 13.11.18