Rb: vrijlating detentie want gegarandeerde verblijfplaats en IOM helpt bij terugkeer

De rechtbank heeft op 26 juni 2020 de ondertekende garantverklaring van de heer [A] ontvangen, woonachtig op de [adres] te [woonplaats] . Daarin verklaart hij dat eiser bij hem kan verblijven en dat hij in het levensonderhoud van eiser zal voorzien. De handtekening op de garantverklaring komt overeen met de handtekening op het – eveneens overgelegde - legitimatiebewijs van de heer [A] . Verder blijkt uit de aangiftes inkomstenbelasting dat de heer [A] over voldoende inkomen beschikt.

Daarnaast is eerst op de zitting duidelijk geworden dat eiser op 25 juni 2020 een gesprek heeft gehad met de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en dat de IOM bereid is om eiser te begeleiden bij zijn terugkeer naar Brazilië. Eiser is al eens eerder vertrokken met het IOM naar Brazilië, maar is vervolgens weer teruggekomen naar Nederland. Ondanks het feit dat eiser weer teruggekomen is naar Nederland heeft het IOM toegezegd om eiser nogmaals te begeleiden bij zijn vertrek.

Eiser heeft tijdens het gehoor voor de inbewaringstelling op 21 juni 2020 en ter zitting verklaard dat hij een vriendin heeft in Nederland, maar desondanks wel graag terug wil naar Brazilië. Zijn ouders zijn eind 2019 voorgoed vertrokken naar Brazilië en eiser heeft een dochtertje in Brazilië.

Al deze omstandigheden zijn door verweerder niet weersproken.

Gelet op het bovenstaande had verweerder naar het oordeel van de rechtbank kunnen volstaan met een lichter middel dan de bewaring. Hoewel uit de voorgeschiedenis van eiser blijkt van ontwijken of belemmeren van terugkeer, moet, ter beantwoording van de vraag of thans ter uitvoering van de terugkeer met een lichter middel kan worden volstaan, naar het oordeel van de rechtbank waarde worden gehecht aan deze omstandigheden. Daarbij acht de rechtbank met name van belang dat ter zitting is gebleken dat het IOM bij uitzondering eiser voor de tweede keer wil begeleiden bij zijn vertrek. Daarnaast heeft verweerder desgevraagd niet toegelicht op basis van welke grondslag het enkel aan de regievoerder is om een beslissing te nemen over de toepassing van een lichter middel. Verweerder heeft ter zitting ook niet aangeboden om de stukken betreffende de garantverklaring alsnog voor te leggen aan de regievoerder. Nu pas ter zitting is gebleken dat eiser in gesprek is met het IOM waaruit kan worden geconcludeerd dat eiser wenst te vertrekken en dit doorslaggevend is voor het oordeel dat kan worden volstaan met een lichter middel, dient de bewaring per heden te worden opgeheven.

Het beroep is gegrond en de maatregel van bewaring is vanaf vandaag onrechtmatig. De rechtbank beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van vandaag.

Rb Utrecht NL20.12783, 30.6.20
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2020:7469