RvS: bij inreizen voor afloop van het inreisverbod wordt de termijn tijdelijk geschorst

Gelet op de Terugkeerrichtlijn dient de staatssecretaris een inreisverbod uit te vaardigen voor een op de situatie van een vreemdeling toegespitste duur. De Terugkeerrichtlijn voorziet daarnaast niet in de mogelijkheid dat die duur wordt verlengd. Indien het standpunt van de staatssecretaris zou worden gevolgd dat de termijn van een inreisverbod opnieuw begint te lopen als een vreemdeling in strijd met een geldend inreisverbod de Europese Unie toch inreist, leidt dit feitelijk alsnog tot verlenging van die duur. Bovendien kan dit ook leiden tot situaties waarin de totale duur van een inreisverbod niet meer in verhouding staat tot de oorspronkelijke duur ervan. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan de situatie dat een vreemdeling zich een maand voor afloop van de termijn waarvoor het inreisverbod is uitgevaardigd op het grondgebied van de Europese Unie begeeft. Dit is tegen de achtergrond van de in de overwegingen van de Terugkeerrichtlijn opgenomen billijke regels en het beginsel van evenredigheid niet aanvaardbaar. Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris zich dan ook ten onrechte op het standpunt gesteld dat de termijn geheel opnieuw begint te lopen als een vreemdeling in strijd met een geldend inreisverbod de Europese Unie inreist.

Gelet op het bovenstaande is de Afdeling dan ook van oordeel dat het inreisverbod wordt geschorst als een vreemdeling in strijd met een geldend inreisverbod de Europese Unie inreist. Dit betekent dat het lopen van de termijn tijdelijk wordt onderbroken en weer verder loopt zodra die vreemdeling het grondgebied van de Europese Unie opnieuw heeft verlaten.

RvS 201601334/1/V3, 4.2.19
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2019:301