RvS: EMDR-behandeling kan zonder groot risico afgebroken worden

In het BMA-advies van 6 november 2017 staat als antwoord op de vraag wat in de huidige situatie de te verwachten medische gevolgen zullen zijn bij het uitblijven van medische behandeling: 'Openbreken van de EMDR behandeling kan ongewenste gevolgen met zich mee brengen. Welke gevolgen zijn niet te voorspellen, de behandelaar noemt geestelijke schade hetgeen toename of wijziging van de symptomen veronderstelt. In het uiterste geval kan dit leiden tot zelfbeschadigend gedrag. Hierin wordt meegewogen dat cliënt nog erg jong is en de EMDR als behandeling daarom des te intensiever beschouwd moet worden. Zonder medicatie kunnen de klachten toenemen.'

Als antwoord op de vraag of het uitblijven van de behandeling zal leiden tot een medische noodsituatie, staat in het BMA-advies van 6 november 2017: 'Bij uitblijven van de genoemde behandeling verwacht ik geen medische noodsituatie op korte termijn, want er zijn geen aanwijzingen vanuit het verloop tot nog toe dat er levensbedreigende verschijnselen vanuit de psychische gesteldheid van cliënte verwacht kunnen worden. […] Echter gezien het feit dat cliënte nu EMDR behandeling heeft kan zelfbeschadigend gedrag bij staken van de EMDR ook niet geheel uitgesloten worden. Reden om toch de aanwezigheid van deze behandeling uit te zoeken.'

De staatssecretaris voert terecht aan dat uit het antwoord op de vraag of het staken van de EMDR-behandeling zal leiden tot een medische noodsituatie niet volgt, dat het BMA een medische noodsituatie verwacht. Dat het BMA hieraan toevoegt dat zelfbeschadigend gedrag bij het staken van de EMDR-behandeling ook niet geheel kan worden uitgesloten doet hier niet aan af. Voor het aannemen van het ontstaan van een medische noodsituatie is immers van belang dat op basis van de huidige medisch-wetenschappelijke inzichten vaststaat dat het achterwege blijven van behandeling binnen een termijn van drie maanden zal leiden tot overlijden, invaliditeit of een andere vorm van ernstige geestelijke of lichamelijke schade dan wel dat dit naar alle waarschijnlijkheid het geval zal zijn. Ook uit het feit dat het BMA onverplicht onderzoek heeft gedaan naar de behandelmogelijkheden in het land van herkomst kan niet worden afgeleid dat het BMA van oordeel is dat vaststaat dat een medische noodsituatie zal ontstaan. De rechtbank heeft gelet op het voorgaande ten onrechte overwogen dat de staatssecretaris zich ten onrechte zonder nadere toelichting van het BMA op het advies heeft gebaseerd en daarom niet aan zijn vergewisplicht heeft voldaan. De rechtbank heeft dan ook ten onrechte geen aanleiding gezien om de rechtsgevolgen in stand te laten.

De grief slaagt. Het hoger beroep is gegrond.
RvS 201803700/1/V1, 23.11.18
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2018:3852