RvS: geen toelating oudere Surinaamse vrouw, sinds 1996 in NL met volwassen kinderen

De rechtbank oordeelde dat deze Somalische vrouw, gelet op haar hoge leeftijd, beperkte mobiliteit en overige gezondheidsproblemen grotendeels afhankelijk is van de mantelzorg van de kinderen, dat de vreemdeling reeds sinds 1996 gezinsleven met de kinderen heeft, dat niet is gebleken dat zij sindsdien enig contact heeft gehad met haar in Suriname wonende kinderen en dat niet in redelijkheid van de kinderen kan worden gevergd dat zij gezinsleven met de vreemdeling in Suriname uitoefenen.

De staatssecretaris heeft doorslaggevend gewicht toegekend aan de omstandigheid dat de vrouw ondanks haar illegale status gezinsleven is gaan uitoefenen, en aan de omstandigheid dat zij  niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een objectieve belemmering bestaat om het gezinsleven met de kinderen in Suriname uit te oefenen. Ten slotte heeft de staatssecretaris in aanmerking genomen dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat tussen haar en de kinderen "more than the normal emotional ties" bestaan, nu de kinderen zich vanuit Suriname zelfstandig in Nederland hebben gevestigd en de vreemdeling zelfstandig woont. De omstandigheid dat de kinderen de vreemdeling helpen met het doen van boodschappen, koken en strijken, betekent volgens de staatssecretaris niet dat de relatie tussen de vreemdeling en de kinderen uitstijgt boven hetgeen bij relaties tussen dergelijke personen gebruikelijk is.

De grief slaagt. Het hoger beroep is kennelijk gegrond

ABRvS, 201304685/1/V1, 20.1.14
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2014:220