RvS: nareis hulpbehoevende ouders naar volwassen zoon, zoon was kostwinner

Onderstaande uitspraak van de rechtbank is bevestigd door de Raad van State.

Uit vaste rechtspraak van het EHRM volgt dat de vraag of sprake is van "more than normal emotional ties" een vraag van feitelijke aard is en dat de beantwoording daarvan afhankelijk is van het daadwerkelijk bestaan van hechte persoonlijke banden. Voor de beantwoording kunnen diverse factoren relevant zijn. In de voorliggende procedure hebben eisers ter onderbouwing van hun standpunt zowel in de aanvraag- als tijdens de bezwaarfase diverse medische stukken overgelegd en argumenten aangevoerd betreffende de financiële- en gezondheidssituatie van eisers. Tevens is een verklaring overlegd die door zeven getuigen is ondertekend waarin wordt gesteld dat referent de kostwinner van eisers was en zij beiden permanente begeleiding nodig hebben gezien de verslechtering van hun levens- en gezondheidssituatie. Ter zitting is nog toegevoegd dat referent als oudste broer financieel verantwoordelijk was en feitelijk de meeste zorg aan eisers verleende. Verweerder heeft daarnaast niet weersproken dat eisers nog immer in Aleppo wonen, dat alle kinderen voor hun vlucht uit Syrie samenwoonden met eisers en dat eisers alleen zijn achtergebleven, in slechte gezondheid verkeren en hulpbehoevend zijn.

De rechtbank was van oordeel dat het op de weg van verweerder had gelegen om aan de hand van de aangevoerde aanknopingspunten onderzoek te doen naar de feitelijke situatie van het gezinsverband voor en na het vertrek van referent uit Syrie in 2015. Dit had bijvoorbeeld gekund door referent en/of overige familieleden te horen in bezwaar. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder ten onrechte geen nader onderzoek heeft verricht.

Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, tezamen en in onderlinge samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende deugdelijk is gemotiveerd. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.

Rb Amsterdam AWB 17/16631, 16.5.18
ABRvS 201804984/1, 8.4.19