RvS: ontoegankelijkheid medicijnen en psychiater in Guinee onvoldoende aangetoond

De staatssecretaris voert terecht aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de vreemdeling niet heeft aangetoond wat de daadwerkelijke kosten zijn van de volgens het BMA noodzakelijke medische behandeling in Guinee. Dat zoals de vreemdeling stelt er geen officiële prijzen bekend zijn van de voor hem noodzakelijke medicijnen, heeft hij niet gestaafd. Ook heeft hij niet gestaafd dat hij geen indicatie van de kosten kan geven. Ook met de stelling dat de medicijnen slechts verkrijgbaar zijn bij een private apotheek heeft de vreemdeling dit niet gedaan (zie de uitspraak van de Afdeling van 19 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:983).

Verder heeft de rechtbank niet onderkend dat de staatssecretaris zich in het besluit van 4 oktober 2018 terecht op het standpunt heeft gesteld dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet beschikt over financiële middelen en geen familieleden en sociaal netwerk heeft, die hij kan aanspreken om hem financieel bij te staan. De staatssecretaris heeft terecht aangevoerd dat het asielrelaas weliswaar geloofwaardig is geacht wat betreft de problemen tussen de vreemdeling en zijn vader, maar dat daarmee niet aannemelijk is gemaakt dat de vreemdeling geen hulp zou kunnen krijgen van andere familieleden. Voorts heeft de staatssecretaris terecht aangevoerd dat de vreemdeling weliswaar heeft gesteld dat hij vanwege zijn psychische problemen geen inkomsten kan verwerven, maar dat hij dit niet heeft gestaafd. Nu de vreemdeling niet heeft voldaan aan zijn bewijslast, heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat de staatssecretaris nader onderzoek moet doen naar de daadwerkelijke toegang van de vreemdeling tot de medische zorg in Guinee, als bedoeld in het arrest Paposhvili (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 28 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2629).

De grief slaagt. Het hoger beroep van de staatssecretaris is kennelijk gegrond. ...

De vreemdeling heeft in beroep aangevoerd dat in Guinee een uiterst gering aantal psychiaters werkzaam is. In dat verband heeft hij verwezen naar het rapport van de Organisation Suisse d’Aide aux Refugiés "Guinée Conakry: possibilités de pris en charge psychiatrique et traitement des PTSD" van 14 oktober 2010 en het rapport van International Medical Corps "Mental Health and Psychosocial Support in Guinea-Conakry" van december 2015, waaruit volgt dat er vijf psychiaters beschikbaar zijn voor de gehele bevolking van Guinee. Ook heeft de vreemdeling verwezen naar een interview van prof. Mory Fodé van 25 november 2016, waaruit volgt dat de vraag naar psychiaters in Guinee groter is dan het aanbod.

De rapporten en het interview die zijn genoemd onder 5 zien op de algemene situatie in Guinee. Weliswaar kan hieruit worden afgeleid dat er weinig psychiaters zijn in Guinee, maar hieruit kan niet worden afgeleid dat er geen psychiater beschikbaar zal zijn voor de vreemdeling in de in het BMA-advies van 1 februari 2018 genoemde instelling. De beroepsgrond faalt.

RvS 201902512/1/V3, 12.7.19
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2019:2392