RvS: opgegeven leeftijd in Italie aanhouden ivm Interstatelijk Vertrouwensbeginsel

De Italiaanse autoriteiten hebben doorgegeven dat de vreemdeling in Italië drie keer geregistreerd staat en bekend is onder drie verschillende namen en twee verschillende geboortedata, tweemaal de geboortedatum 1 januari 2001 en eenmaal de geboortedatum 1 januari 2000. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de staatssecretaris er, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, in beginsel terecht van uitgaat dat de registratie zorgvuldig heeft plaatsgevonden. De staatssecretaris betoogt onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 11 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:392, terecht dat dit uitgangspunt niet anders is als registratie heeft plaatsgevonden onder verschillende namen en geboortedata en dat het daarom ook in dat geval aan de vreemdeling is om aannemelijk te maken dat de in Italië geregistreerde meerderjarigheid onjuist is. De staatssecretaris heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de vreemdeling daarin niet is geslaagd. De vreemdeling heeft in Nederland een weer van de in Italië bekende geboortedata afwijkende geboortedatum opgegeven, 1 augustus 2002, en hij heeft voor het verschil met de in Italië geregistreerde geboortedata geen plausibele verklaring gegeven.

De staatssecretaris wijst er verder terecht op dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de vreemdeling heeft verklaard dat hij in Italië geen documenten heeft overgelegd. Ook in Nederland heeft de vreemdeling geen identificerende documenten overgelegd waaruit de juistheid van de door hem gestelde minderjarigheid blijkt. De staatssecretaris heeft zich in het voornemen terecht op het standpunt gesteld dat de door de vreemdeling overgelegde doopakte niet volstaat. De vreemdeling bestrijdt niet dat dit document niet is afgegeven door de overheid van Eritrea en niet zijn pasfoto of geboorteplaats bevat (zie de uitspraak van de Afdeling van 22 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2591).

Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank niet onderkend dat de staatssecretaris terecht geen aanleiding heeft gezien te twijfelen aan de in Italië geregistreerde meerderjarigheid en dat hij reeds hierom terecht geen nader onderzoek heeft verricht naar de gestelde minderjarigheid van de vreemdeling. De grief slaagt.

RvS 201901525/1/V3, 29.4.19
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2019:1395