RvS: terecht intrekken NLerschap want 3 kinderen bij andere partner

De staatssecretaris mag het Nederlanderschap intrekken wanneer betrokkene bij indiening van het naturalisatieverzoek een relevant feit heeft verzwegen en dit aan hem of haar is toe te schrijven. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de geboorte van een kind dat is verwekt door een andere partner dan die bij wie zij is toegelaten, een feit is waarvan [appellante] wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het van belang kon zijn voor de beoordeling van het verzoek, aangezien dit twijfel oproept over de duurzaamheid en exclusiviteit van haar relatie met [partner], op basis waarvan haar verblijf in Nederland was toegestaan. De staatssecretaris heeft ter nadere motivering van zijn standpunt dat twijfel bestaat over de duurzaamheid en exclusiviteit van de relatie tussen [appellante] en [partner], verwezen naar de geboorte van een derde kind van [appellante] en [persoon] op [datum] 2010. Ook heeft de staatssecretaris in aanmerking genomen dat [persoon] het eerste kind van [appellante] later heeft erkend en dat haar geslachtsnaam is gewijzigd naar zijn achternaam. Ten slotte heeft de staatssecretaris in dit verband gewezen op een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf voor [persoon], waaruit volgt dat uit een duurzame en affectieve relatie tussen hem en [appellante] drie kinderen zijn geboren. Dit alles wijst er volgens de staatssecretaris op dat de relatie tussen [appellante] en [partner] niet exclusief was. 

Door dit bij het indienen van het verzoek niet te melden, heeft [appellante] naar het oordeel van de Afdeling relevante feiten verzwegen waarbij dit verzwijgen aan haar is toe te schrijven als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de RWN. Het betoog dat de staatssecretaris uit de in eerdere procedures overgelegde geboorteakten had kunnen afleiden dat [partner] de kinderen niet had erkend, wat daar ook van zij, maakt dit niet anders, omdat op [appellante] de plicht rustte om bij het indienen van het verzoek de genoemde feiten te melden. Ook het betoog dat [partner] wist dat hij niet de vader van de kinderen was en dit voor hem geen reden was om de relatie verbreken, kan [appellante] niet baten, omdat dat niet wegneemt dat de geboorte van een kind dat is verwekt door een andere partner twijfel oproept over de duurzaamheid en exclusiviteit van de relatie met - in dit geval - [partner].

De rechtbank heeft dus terecht geoordeeld dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat ten tijde van het verzoek bedenkingen zouden hebben bestaan tegen het verblijf van [appellante] voor onbepaalde tijd in Nederland als zij destijds melding had gemaakt van de in 3 bedoelde feiten. De staatssecretaris was derhalve bevoegd tot intrekking van het Nederlanderschap.

RvS 201808779/1/V6, 7.8.19
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2019:2719