RvS: terecht verzoek opheffing ongewenstverklaring ivm korte bezoeken aan NL na België-route

De staatssecretaris heeft niet bestreden dat de vreemdeling zich niet in Nederland wil vestigen en slechts met het oog op verblijven van korte duur om opheffing van zijn ongewenstverklaring heeft verzocht. Volgens het arrest McCarthy moet de staatssecretaris de Belgische verblijfskaart van de vreemdeling erkennen, tenzij concrete aanwijzingen die verband houden met het betrokken individuele geval en die de slotsom rechtvaardigen dat sprake is van rechtsmisbruik of fraude, ernstige twijfel doen rijzen over de authenticiteit van deze kaart en over de juistheid van de gegevens daarop. De staatssecretaris heeft gesteld noch gemotiveerd dat die uitzonderingssituatie zich in dit geval voordoet. Daarom heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat hij niet is gehouden op basis van de verblijfskaart aan te nemen dat de vreemdeling rechten kan ontlenen aan de Verblijfsrichtlijn.

De grief slaagt. Het hoger beroep is alleen al hierom kennelijk gegrond.
RvS 201704105/1/V3, 18.2.19
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2019:470