RvS: veiligheidssituatie in Burundi verslechterd tov ambtsbericht, mogelijk risico oppositie

De vreemdeling voert aan dat de veiligheidssituatie in Burundi is verslechterd, met name in de regio waaruit hij afkomstig is. Hij is lid van de politieke partij MSD en om die reden heeft hij te vrezen voor vervolging. Hij was ook betrokken bij demonstraties in Nederland tegen de machthebbers in Burundi.

Het standpunt van de staatssecretaris dat de deelname aan de demonstraties niet kan afdoen aan het eerdere afwijzende besluit, omdat de vreemdeling zich bij de demonstraties onvoldoende heeft onderscheiden van andere deelnemers en er geen reactie is gekomen van de kant van de Burundese autoriteiten, acht de rechtbank onvoldoende. Weliswaar blijkt het uit beleid zoals is neergelegd in WBV 2014/6 dat slechts journalisten, oppositieleden en personen die een significante rol spelen in het maatschappelijk middenveld, als risicogroepen worden aangemerkt, maar nu dit beleid is gebaseerd op het algemeen ambtsbericht inzake Burundi dat op de periode april 2015 tot eind 2016 ziet, en de informatie die de vreemdeling op dit punt heeft ingebracht van recentere datum is, kan de staatssecretaris niet, voor zover hij dat ter zitting heeft gedaan, volstaan met een verwijzing daarnaar. De staatssecretaris is daarbij ten onrechte niet (voldoende gemotiveerd) ingegaan op de stukken die door de vreemdeling zijn ingebracht, zoals het e-mailbericht waarin wordt aangegeven dat demonstraties tegen het bewind nauwlettend in de gaten worden gehouden door de autoriteiten.

Verder acht de rechtbank de argumenten van de staatssecretaris dat de vreemdeling zijn eerdere relaas ongeloofwaardig is geacht en hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij ten tijde van vertrek uit zijn land in de negatieve aandacht heeft gestaan, niet steekhoudend in dit verband. De vreemdeling kan immers, door activiteiten in Nederland, bij terugkeer alsnog de negatieve aandacht op zich vestigen.

De rechtbank is tevens van oordeel dat de staatssecretaris ook ten aanzien van de door de vreemdeling ingebrachte stukken die betrekking hebben op de veiligheidssituatie van Tutsi´s in de regio Gihanga, alsmede van terugkeerders uit het Westen, zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat ten aanzien daarvan geen sprake is van nieuwe elementen of bevindingen. De vreemdeling heeft heeft in de zienswijze en beroep informatie ingebracht die dateert van ná de verslagperiode van het algemeen ambtsbericht inzake Burundi april 2015 tot eind 2016.

De staatssecretaris moet een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak.

Rechtbank Haarlem, NL.17.5894 en NL17.8827, 17.10.17
HB Staatssecretaris ongegrond: ABRvS, 201708500/1/V3, 22.2.19