RvS: vrijstelling mvv plicht voor verblijf bij partner, 3kk in NL en partner werkt in offshore

Omdat de staatssecretaris heeft besloten om de vreemdeling niet vrij te stellen van het vereiste van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf, heeft hij de kinderen voor de keuze gesteld om ófwel met de vreemdeling mee te gaan naar de Filipijnen ófwel bij de vader in Nederland te blijven. Voor beide scenario's geldt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de staatssecretaris niet alle van betekenis zijnde feiten en omstandigheden kenbaar in de belangenafweging heeft betrokken.

Zo heeft de rechtbank niet onderkend dat de staatssecretaris bij de belangenafweging in het geheel niet heeft stilgestaan bij de stelling van de vreemdeling dat de kinderen alleen Nederlands spreken, hun gehele netwerk in Nederland hebben en geen ander land dan Nederland kennen. De staatssecretaris heeft ook niet bestreden dat de kinderen geen banden hebben met de Filipijnen. Mede gelet op de leeftijd van de kinderen en de omstandigheid dat de vader onbestreden veertien dagen op en veertien dagen af in de offshore werkt, heeft de rechtbank hierdoor niet onderkend dat zonder kenbare motivering van de gemaakte belangenafweging inclusief deze elementen, onvoldoende zeker is dat het besluit van 20 december 2017 in overeenstemming is met artikel 8 van het EVRM, in het scenario dat de kinderen met de vreemdeling meegaan naar de Filipijnen.

Daarnaast heeft de rechtbank niet onderkend dat de staatssecretaris onvoldoende heeft onderzocht wat vertrek van de vreemdeling uit Nederland concreet zou betekenen voor het dagelijks leven van de kinderen, in het scenario dat zij in Nederland zouden blijven. De staatssecretaris heeft niet bestreden dat de vreemdeling de dagelijkse en primaire zorg voor de kinderen heeft. Ook in dit verband is van belang dat de vader veertien dagen op en veertien dagen af in de offshore werkt. Als gevolg daarvan is hij steeds veertien dagen niet in staat om voor de kinderen te zorgen. De rechtbank heeft niet onderkend dat de staatssecretaris onvoldoende heeft onderzocht of de vreemdeling gedurende die periode daadwerkelijk opvang kan regelen voor de kinderen en of die opvang in het belang van de kinderen is. De vreemdeling heeft over beide aspecten gesteld dat dit niet zo is.

De staatssecretaris heeft het besluit van 20 december 2017 ondeugdelijk gemotiveerd. Het hoger beroep is kennelijk gegrond.
RvS 201805674/1/V1, 28.3.19
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2019:974