RvS: werkloosheids- en ziektegelduitkeringen tellen mee bij inkomen voor gezinshereniging

De vreemdeling betoogt terecht dat de staatssecretaris ondeugdelijk heeft gemotiveerd dat de invulling van artikel 3.24b van het VV 2000, dat werkloosheids- en ziektewetuitkeringen niet worden meegenomen, in overeenstemming is met de Gezinsherenigingsrichtlijn. De rechtbank heeft dit niet onderkend. Artikel 7, eerste lid, aanhef en onder c, van de richtlijn vereist dat referent beschikt over stabiele en regelmatige inkomsten die voldoende zijn om zichzelf en de gezinsleden te onderhouden, zonder een beroep te doen op het stelsel van sociale bijstand van de betrokken lidstaat. Uit de jurisprudentie van het Hof blijkt dat het doel van het middelenvereiste uit artikel 7, eerste lid, aanhef en onder c, is dat de betrokken lidstaat zich ervan kan verzekeren dat referent en zijn gezinsleden tijdens hun verblijf niet ten laste van de sociale bijstand dreigen te komen (zie de arresten Chakroun, punt 46, en Khachab, punt 39). Het begrip sociale bijstand gaat over bijstand van overheidswege, ongeacht of het om het nationale, regionale of lokale niveau gaat, waarop een beroep wordt gedaan door een persoon die niet beschikt over inkomsten die volstaan om in zijn eigen onderhoud en dat van zijn gezin te voorzien (zie het arrest Chakroun, punt 46). Zoals de Afdeling eerder in het kader van de duurzaamheid van de middelen heeft overwogen, valt een werkloosheidsuitkering hier niet onder (zie de uitspraak van 2 oktober 2017). Deze uitkering wordt niet van overheidswege verstrekt. Om in aanmerking te komen voor een werkloosheidsuitkering moet een betrokkene namelijk in zijn hoedanigheid van werknemer premies hebben afgedragen. Van een beroep op het stelsel voor sociale bijstand is dan ook geen sprake (vgl. de arresten van het Hof van 25 februari 1999, Ferreiro Alvite, punt 26, ECLI:EU:C:1999:90, en 25 februari 2016, García-Nieto, punt 53, ECLI:EU:C:2016:114). Hetzelfde geldt voor een ziektewetuitkering. Daar moeten ook premies voor worden afgedragen.

Hieruit volgt dat de omstandigheid dat referent werkloosheids- en ziektewetuitkeringen heeft ontvangen, onvoldoende is om te oordelen dat zij niet aan het middelenvereiste voldoet. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, moet artikel 3.24b van het VV 2000 zo worden uitgelegd dat werkloosheids- en ziektewetuitkeringen als inkomsten verkregen uit arbeid in loondienst moeten worden beschouwd.   De grief slaagt. Het hoger beroep is gegrond.

RvS 201904319/1/V3, 3.6.20
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2020:1306