SvJ&V: strengere criteria Chavez: alleen daadwerkelijk verzorgende ouder krijgt verblijfsrecht

In hoofdstuk B10/2.2 Vc onder het kopje ‘verblijf van verzorgende ouder bij Nederlands minderjarig kind’ zijn de gevolgen van het arrest Chavez-Vilchez e.a. (C-133/15) nader uitgewerkt. Volgens het HvJEU moet, voor de beoordeling of het betrokken kind, burger van de Unie, genoopt zal zijn het grondgebied van de Unie te verlaten en hem dus het effectieve genot van de essentie van de rechten die artikel 20 VWEU hem verleent, zal worden ontzegd indien aan zijn ouder, onderdaan van een derde land, een verblijfsrecht wordt geweigerd, worden bepaald welke ouder de daadwerkelijke zorg over het kind heeft en of er een daadwerkelijke afhankelijkheidsverhouding bestaat tussen het kind en de ouder die onderdaan is van een derde land. In de huidige tekst van hoofdstuk B10/2.2 wordt de beoordeling of er een daadwerkelijke afhankelijkheidsverhouding bestaat onvoldoende onderscheiden van de beoordeling wie de daadwerkelijke zorg draagt. Met de voorliggende tekst wordt dit onderscheid verhelderd. Deze tekst is daarmee meer in lijn met het arrest.

Uit het arrest Chavez-Vilchez e.a. kan niet worden afgeleid dat het betrokken kind het risico loopt het grondgebied van de Unie te verlaten indien de ouder die onderdaan is van een derde land slechts zorg- en/of opvoedingstaken met een marginaal karakter verricht. Met de voorliggende aanvulling wordt de tekst dan ook verder in lijn met het arrest gebracht.

Volgens het EU-recht en de EU-jurisprudentie mag een lidstaat een bewijs van identiteit en nationaliteit verlangen van de vreemdeling die op zijn grondgebied wenst te verblijven. Bovendien kan pas worden vastgesteld of er rechten aan het arrest Chavez-Vilchez kunnen worden ontleend nadat de identiteit en nationaliteit van de derdelander zijn vastgesteld. Dat bleek echter nog niet uit de tekst van hoofdstuk B10/2.2. Deze omissie is met de voorliggende aanpassing hersteld.

Uit het arrest volgt verder dat artikel 20 VWEU er niet aan in de weg staat dat een lidstaat aan het verblijfsrecht op zijn grondgebied van een ouder die onderdaan van een derde land is de verplichting verbindt dat die onderdaan de gegevens verschaft die aantonen dat het kind bij een weigering om een verblijfsrecht toe te kennen aan de ouder genoopt wordt het grondgebied van de Unie in zijn geheel te verlaten. Het is echter aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat om aan de hand van de door de onderdaan van een derde land verschafte gegevens het nodige onderzoek te doen teneinde, gelet op alle omstandigheden van het geval, te kunnen beoordelen of een weigering dergelijke gevolgen zou hebben. Deze bewijslastverdeling wordt met de voorgenomen toevoeging expliciet opgenomen in de Vreemdelingencirculaire.

WBV 2018/4, 21.6.18 in Staatscourant Nr. 36067, 29.6.18
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2018-36067.html