EHRM IM: recht op opvang asielzoeker België

Deze zaak draait om een Guineese vreemdeling die op 15 juli een verzoek om internationale bescherming in België heeft ingediend. Hij leeft sindsdien op straat. De Brusselse Labour Court heeft Fedasil opgedragen om de vreemdeling op te vangen maar dat heeft Fedasil nagelaten. De vreemdeling heeft zich daarom tot het EHRM gewend om te vragen voor een interim measure waarbij de regering wordt opgedragen het rechterlijk bevel ten uitvoer te leggen en hem noodhuisvesting en materiële bijstand te verlenen om in zijn basisbehoeften te voorzien. Hij klaagt dat zijn rechten onder artikel 3 EVRM, 8 EVRM en artikelen 6 en 13 EVRM samen zijn geschonden.

Het Hof overweegt als volgt. Een interim measure wordt toegekend en de Belgische Staat wordt opgedragen om de beslissing van de Labour Court op te volgen en de vreemdeling in een opvangcentrum onder te brengen en materiële bijstand te geven om in zijn basisbehoeften te voorzien.

Het Hof kent een interim measure toe.
EHRM, no. 49255/22, Camara t. België, 2.11.22
https://hudoc.echr.coe.int/app/conversion/pdf/?library=ECHR&id=003-7477467-10255069&filename=Camara%20v.%20Belgium%20-%20Interim%20measure%20concerning%20an%20asylum-seeker%20without%20accommodation%20.pdf