HvJ EU: beschikbaarheid opvang in herkomstland controleren bij beoordeling AMV-aanvraag

De vreemdeling (TQ) is een niet-begeleide minderjarige die in NL een asielaanvraag heeft ingediend. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag afgewezen en bepaald dat TQ niet in aanmerking komt voor uitstel van vertrek op medische gronden. Tevens heeft hij aan TQ een vertrekplicht opgelegd. TQ stelt dat hij niet kan terugkeren naar zijn land van herkomst omdat hij er niet is opgegroeid, er niemand kent en ook de taal niet spreekt. Met betrekking tot een asielvergunning geeft de verwijzende rechter aan dat TQ 15 jaar en vier maanden oud was toe hij zijn asielaanvraag indiende. Dit betekent dat TQ, in tegenstelling tot wanneer hij jonger dan 15 jaar was geweest, verplicht is Nederland te verlaten, zonder dat er voorafgaand een onderzoek naar de adequate opvang in het land van terugkeer door de staatssecretaris hoeft plaats te vinden. De verwijzende rechter twijfelt of het in het Nederlandse recht gehanteerde onderscheid tussen niet-begeleide minderjarigen van 15 jaar of ouder en niet-begeleide minderjarigen jonger dan 15 jaar verenigbaar is met het Unierecht en stelt hiervoor drie prejudiciële vragen.

Het Hof van Justitie verklaart voor recht dat uit artikel 6, lid 1, van de  Terugkeerrichtlijn, volgt dat de betrokken lidstaat, voordat hij een terugkeerbesluit uitvaardigt aan een niet-begeleide minderjarige, de situatie van die minderjarige algemeen en grondig moet toetsen, rekening houdend met het belang van het kind. In dat kader dient die lidstaat zich ervan te overtuigen dat er voor de betrokken niet-begeleide minderjarige adequate opvang beschikbaar is in het land van terugkeer. Tevens volgt uit deze artikelen dat een lidstaat bij het onderzoek of er in het land van terugkeer adequate opvang aanwezig is, geen louter op leeftijd gebaseerd onderscheid mag maken tussen niet-begeleide minderjarigen. Daarnaast verzet artikel 8, lid 1 van de Terugkeerrichtlijn zich ertegen dat een lidstaat, na een terugkeerbesluit tegen een niet-begeleide minderjarige te hebben uitgevaardigd en zich er van heeft overtuigd dat die minderjarige wordt teruggestuurd naar een familielid, een aangewezen voogd of adequate opvangfaciliteiten in het land van terugkeer, niet tot zijn verwijdering overgaat zolang hij niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt.

HvJEU C 441/19, 14.1.21
http://curia.europa.eu/juris/documents.jsf?num=C-441/19