Rb: 8EVRM voor zussen Sofia en Najoua

Uit de Werkinstructie 2019/15 volgt dat als een vreemdeling op zeer jonge leeftijd naar Nederland is gekomen en na zijn vertrek nooit in zijn land van herkomst is geweest en - geen contact (meer) heeft gehad met familieleden in het land van herkomst, er een grote verantwoordelijkheid bij de IND ligt om te onderbouwen dat bij terugkeer een sociaal vangnet aanwezig zal zijn waarop de vreemdeling kan terugvallen. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval niet is gebleken van het benodigde zorgvuldige onderzoek noch van een uitgebreide motivering. Vaststaat dat eiseressen op zeer jonge leeftijd naar Nederland zijn gekomen en na hun vertrek uit Marokko nooit meer terug zijn geweest. Ten aanzien van familieleden in Marokko hebben eiseressen weliswaar aangegeven dat hun moeder in het totaal tien broers en zussen heeft, waaronder ook meerdere woonachtig in Marokko, maar daarbij is benadrukt dat er geen contact is met hen. Door verweerder is ook bij de beoordeling betrokken dat eiseressen in Marokko op steun van hun moeder kunnen rekenen, nu ook zij zal moeten vertrekken naar Marokko. De rechtbank overweegt in dit kader dat het zeer onzeker is of de moeder van eiseressen met hen zal terugkeren naar Marokko en of eiseressen daar op haar kunnen rekenen. Moeder ontwijkt al twintig jaar haar vertrekplicht en niet is gebleken dat verweerder bezig is met de voorbereiding van haar uitzetting. Door verweerder is verder opgemerkt dat eiseressen kunnen rekenen op steun van elkaar. Welke steun verweerder hiermee bedoelt, is de rechtbank onduidelijk. De steun die in dit verband relevant zou kunnen zijn, zou moeten zien op het gemakkelijker kunnen vinden van hun weg in de Marokkaanse maatschappij. Wat dat betreft is niet goed duidelijk wat zij voor elkaar kunnen betekenen, nu beide zeer beperkte banden met Marokko hebben en de taal enkel gebrekkig spreken.

De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de zeer sterke banden met Nederland en de zeer beperkte banden van eiseressen met Marokko niet opwegen tegen het belang van de Staat. Verweerder heeft niet in redelijkheid aannemelijk kunnen achten dat, gelet op de specifieke omstandigheden van dit geval, bij terugkeer naar Marokko geen sprake zal zijn van ‘social and professional difficulties’ als bedoeld in het arrest [partij] . Verweerder heeft dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende betrokken in de belangenafweging. De overweging van verweerder dat er geen indicaties zijn gevonden dat er onoverkomelijke of bijzondere obstakels voor eiseressen bestaan om zich in Marokko te vestigingen, acht de rechtbank in dit kader onvoldoende.

Rb Amsterdam AWB 20/2490, 17.2.21
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2021:3448
NB: de Staatssecretaris is in Hoger Beroep gegaan