Rb: faciliterend visum voor ouder met NLs kind nog in Marokko

Specifiek naar aanleiding van een beroep op het arrest Chavez-Vilchez heeft de Afdeling bevestigd dat dit arrest ook van toepassing is indien de burger van de Unie feitelijke de toegang tot het grondgebied van de Unie wordt ontzegd, omdat een derdelander-familielid geen toegang tot het grondgebied van de Unie wordt verleend. Verweerder heeft dan ook ten onrechte geconcludeerd dat eiseres vanwege het enkele verblijf van haar en haar kinderen buiten Nederland buiten de reikwijdte van het arrest Chavez-Vilchez valt. De weigering om aan eiseres een EU-verblijfsdocument af te geven berust dan ook op een onzorgvuldige voorbereiding.

Eiseres stelt terecht dat, zolang zij met haar kinderen in Marokko verblijft, het niet aannemen van een afgeleid verblijfsrecht op grond van het arrest Chavez-Vilchez tot gevolg heeft dat zij – mogelijk in strijd met het Unierecht – niet kan inreizen. Voor zover verweerder meent dat het vereiste onderzoek onvoldoende kan plaatsvinden indien eiseres zich in het buitenland bevindt, staat het verweerder vrij om aan eiseres (opnieuw) een facilitair visum te verlenen, voorafgaand aan de beslissing op de aanvraag. Verweerder mag de aanvraag echter niet afwijzen, zonder dat daadwerkelijk onderzoek is gedaan naar het bestaan van een afgeleid verblijfsrecht.

Het beroep is gegrond.
Rb Middelburg AWB 20/9584, 24.9.21
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2021:10652