Rb: geen opvang niet-asielzoeker in beroepsfase art-64

Eiseres heeft nimmer asiel aangevraagd in Nederland. De gemachtigde van eiseres stelt dat zij dringend medische zorg nodig heeft> De aanvraag om uitstel van vertrek op grond van haar gezondheidstoestand – artikel 64 van de Vw – is afgewezen, zij heeft hiertegen beroep ingesteld....

Eiseres voert aan dat het op grond van artikel 3, derde lid, aanhef en onder f, van de Rva gemaakte onderscheid tussen ex-asielzoekers en andere vreemdelingen discriminatoir is, omdat een ex-asielzoeker ook tijdens de aanvraag van uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw opvang krijgt.

De rechtbank overweegt dat de groep andere vreemdelingen zeer divers is, waarbij een aanzienlijk deel huisvesting in Nederland heeft. Wat de achtergrond van eiseres is, is de rechtbank niet bekend. Asielzoekers zeggen te zijn gevlucht en de asielprocedure is erop gericht om hen die internationale bescherming nodig hebben, die te geven. Zij kunnen in de regel niet zelf opvang vinden. Daarom heeft het COa met de Rva opdracht gekregen om asielzoekers op te vangen en is het begrijpelijk dat dit uitgebreid is naar asielzoekers die uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw hebben aangevraagd. Van de groep andere vreemdelingen is niet zondermeer aannemelijk dat zij geen opvang hebben. Daarom is het in de Rva gemaakte onderscheid niet ongerechtvaardigd onderscheidend. Op de zitting is aan de gemachtigde van eiseres gevraagd naar haar situatie. De gemachtigde heeft daarover geen details gegeven. Daarom is in deze procedure ten aanzien van eiseres naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat het onderscheid ongerechtvaardigd discriminerend is. De grond slaagt niet.

Rb Amsterdam AWB - 21 _ 5895, 2.3.22
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2022:2511