Rb: geen verblijfsrecht moeder NLs kind want te ziek voor zorgtaken

Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat niet gebleken is van daadwerkelijke zorgtaken van eiseres richting haar minderjarige kinderen noch van een afhankelijkheidsverhouding. Hoewel het aannemelijk is dat de zoon bij eiseres woont, heeft zij zelf verklaard dat zij door haar ziekte slechts marginale zorgtaken kan uitvoeren. Vzv eiseres stelt dat het marginale karakter van de zorgtaken haar wegens die ziekte niet is aan te rekenen, vormt die omstandigheid geen reden om een uitzondering te maken op deze voorwaarde. Het relevante verschil met de situatie waarin de andere ouder de omgang met het kind frustreert, is dat in een dergelijk geval het verblijf  in de Unie deze belemmering kan opheffen. De zorgtaken kunnen dan alsnog een karakter aannemen dat wel aansluit bij de afhankelijkheidsverhouding. Waar een ziekte die zorgtaken marginaliseert, verandert een gezamenlijk verblijf in de Unie in dat opzicht niets. Twee meerderjarige zussen hebben de daadwerkelijke dagelijkse zorg voor de zoon. Hij is dan ook niet zodanig afhankelijk van eisers, dat verweerders afwijzing hem het effectieve genot van zijn rechten als Unieburger ontzegt. Het feit dat de andere zoon met zijn vader in Nederland woont en het contact tussen eiseres en haar andere zoon via skype plaatsvindt, maakt dat t.a.v. hem evenmin sprake is van meer dan marginale zorgtaken en de bedoelde afhankelijkheidsverhouding.

Rb Roermond, AWB 19/7994, 4.8.20