Rb: kopie verlopen paspoort voldoende in art-64 zaak

De identiteit van eiser is nooit expliciet geloofwaardig geacht. Eiser heeft enkel een kopie van een verlopen paspoort overgelegd.

De rechtbank leidt het volgende uit de uitspraak van de Afdeling van 14 december 2021 af. Verweerder mag in beginsel een document ter staving van de identiteit en nationaliteit verlangen, maar een vereiste dat een vreemdeling de identiteit en nationaliteit met originele documenten aantoont, gaat gelet op het arrest Paposhvili, te ver. Het standpunt van verweerder dat het ontbreken van originele documenten een inhoudelijke beoordeling van de feitelijke toegankelijkheid van de medische zorg niet mogelijk maakt, kan naar het oordeel van de Afdeling niet in alle gevallen worden gevolgd. Volgens de Afdeling kan onderzoek naar de aanwezige familie, vermogen of het bestaan van een sociaal netwerk, immers ook worden gedaan als het aannemelijk is wie de vreemdeling is en waar de vreemdeling vandaan komt. Verweerder moet daarom aan de hand van alle omstandigheden van het geval nagaan of de originele documenten nodig zijn om te beoordelen wat een vreemdeling heeft aangevoerd over de feitelijke toegankelijkheid.

De rechtbank volgt eiser in zijn standpunt dat de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling niet enkel ziet op vreemdelingen wiens identiteit en nationaliteit in een eerdere procedure expliciet door verweerder geloofwaardig is geacht. Verweerder heeft met de enkele constatering dat eiser alleen een kopie van zijn (verlopen) paspoort heeft overgelegd, naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd waarom eiser hiermee zijn identiteit en nationaliteit niet aannemelijk heeft gemaakt.

Het voorgaande betekent dat aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek kleeft. Het beroep van eiser is daarom gegrond.

Rb Amsterdam AWB 21/4755 en 21/2850, 17.3.22
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2022:3333