Rb: niet naar Spanje, eerst mensenhandelzaak afwachten

Bij eiser is sprake van concrete aanwijzingen van mensenhandel. Eiser heeft verklaard – al vanaf het aanmeldgehoor – dat hij aangifte wenst te doen daarvan. Hij heeft de naam genoemd van degene die hem heeft vervoerd naar Nederland. Eiser heeft verklaard dat deze man hem in Nederland gedurende een maand en een week gevangen heeft gehouden en meermaals heeft verkracht. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat hij nog steeds lichamelijk en psychisch de gevolgen ondervindt van wat deze persoon hem heeft aangedaan.

Uit het dossier blijkt dat eiser, ondanks herhaalde pogingen daartoe door eiser zelf, door Vluchtelingenwerk, alsmede door zijn gemachtigde, geen aangifte heeft kunnen doen. Hij heeft wel een intake gehad op 15 juli 2019, maar de zaak is toen doorgestuurd naar de Afdeling zeden van de politie, omdat het om een zedendelict zou gaan. Deze trage aanpak van de Nederlandse autoriteiten staat naar het oordeel van de rechtbank op gespannen voet met de opdracht aan de lidstaten van de Europese Unie, voortvloeiend uit Richtlijn 2011/36/EU, om mensenhandel actief en voortvarend te bestrijden7 en ervoor te zorgen dat de slachtoffers hun rechten effectief kunnen laten gelden.

Mensenhandel komt in diverse vormen voor. Zedendelicten kunnen daarvan onderdeel uitmaken. Dit volgt uit artikel 2, eerste en derde lid, van Richtlijn 2011/36 EU. Natuurlijk kan eiser ook in Spanje aangifte doen van mensenhandel. Maar zoals eiser ook ter zitting heeft toegelicht, wil hij graag in Nederland aangifte doen. Dit ligt naar het oordeel van de rechtbank voor de hand, omdat het gestelde zedendelict ook in Nederland heeft plaatsgevonden.

In het bestreden besluit zijn noch de concrete omstandigheden rond de gestelde mensenhandel, noch de gang van zaken rond de afhandeling van de (voorgenomen) aangifte daarvan, kenbaar betrokken in de afweging of er individuele en bijzondere omstandigheden zijn die maken dat overdracht aan Spanje getuigt van onevenredige hardheid. Evenmin is bij deze afweging betrokken de positieve verplichting om mensenhandel actief te bestrijden. De toelichting van verweerder ter zitting dat eiser ook vanuit Spanje telefonisch of via e-mail aangifte kan doen, is daartoe naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende.

Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom zij geen toepassing geeft aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd

Rb Middelburg NL19.18360, 26.9.19
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2019:10421