Rb: prejudiciële vraag over langdurig verblijf met Chavez-vergunning

In deze procedure is de vraag aan de orde of een verblijfsrecht o.g.v. art. 20 VWEU naar zijn aard tijdelijk is en dus in de weg staat aan het verkrijgen van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen. De vreemdeling is op 9 september 2013 o.g.v. art. 20 VWEU in het bezit gesteld van een 'Chavez-vergunning' bij haar Nederlandse zoon geboren in 2002. Op 18 februari 2019 heeft de vreemdeling een aanvraag ingediend tot verlening van een 'EU verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen', die de SvJ&V heeft afgewezen omdat haar verblijfsrecht tijdelijk van aard is.

Voor de beantwoording van de vraag of een verblijfsrecht o.g.v. art. 20 VWEU tijdelijk van aard is of niet, is het noodzakelijk om vast te stellen of dit een nationale aangelegenheid is of dat uniforme uitleg noodzakelijk is. Daarom ziet de rb aanleiding het HvJEU te verzoeken bij wijze van prejudiciële beslissing uitspraak te doen op de volgende vragen:

  1. Behoort het tot de bevoegdheid van de lidstaten om te bepalen of het verblijfsrecht o.g.v. art. 20 VWEU op zichzelf tijdelijk of niet-tijdelijk van aard is of dient dit Unierechtelijk te worden ingevuld?
  2. Indien unierechtelijke uitlegging van toepassing is, bestaat er bij de toepassing van Richtlijn 2003/109/EG onderscheid tussen de verschillende afhankelijke verblijfsrechten die aan derdelanders toekomen o.g.v. het Unierecht, waaronder het afhankelijke verblijfsrecht dat wordt toegekend aan een familielid van een burger van de Unie o.g.v. de Verblijfsrichtlijn en het verblijfsrecht o.g.v. art. 20 VWEU?
  3. Is het verblijfsrecht o.g.v. art. 20 VWEU, dat naar zijn aard afhankelijk is van het bestaan tussen een afhankelijkheidsverhouding tussen de derdelander en de Unieburger en dus eindig is, tijdelijk van aard?
  4. Indien het verblijfsrecht o.g.v. art. 20 VWEU tijdelijk van aard is, moet art. 3 lid 2 onder e, van de Richtlijn zo worden uitgelegd dat die in de weg staat aan een nationale regeling die slechts nationaalrechtelijke verblijfsvergunningen uitsluit van het verkrijgen van een status als langdurig ingezetene zoals bedoeld in de Richtlijn?

Houdt de verdere behandeling van dit geding aan totdat het Hof uitspraak zal hebben gedaan.

Rb Amsterdam 20 / 172, 24.11.20
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2020:11918