Rb: risico bij terugsturen zieke Ghanees zonder probleemoplossend vermogen

Niet in geschil is dat bij het uitblijven van de benodigde medische zorg voor eiser op korte termijn een medische noodsituatie zal ontstaan. In geschil is of de door het BMA gestelde reisvoorwaarden voldoen en of de benodigde zorg in Ghana feitelijk toegankelijk is.

De rechtbank overweegt dat uit het BMA-rapport volgt dat bij het uitblijven van eisers medicatie de kans op het (her)optreden van een hart- of herseninfarct sterk toeneemt, alsook dat zijn epileptische insulten zullen toenemen. Het BMA rept daarnaast, enerzijds, over milde problemen met het uitspreken van taal en over milde cognitieve problemen, maar concludeert vervolgens wel dat eiser geheel niet in staat is om zelfstandig problemen op te lossen. De rechtbank kan dit niet zonder meer met elkaar rijmen. Daarnaast heeft het BMA niet kenbaar meegewogen dat eiser begeleid wordt op de [locatie] van HVO Querido, waar een intensieve vorm van (medische) opvang, zorg en begeleiding wordt geleverd aan zieke dak- en thuislozen. Dit tezamen roept twijfel op over de gestelde reisvoorwaarden. Het valt niet zonder meer in te zien hoe eiser, na aankomst op het vliegveld in Ghana, vervolgens veilig zelfstandig zijn weg kan vervolgen, terwijl hij medicatieontrouw is en niet zelfstandig problemen kan oplossen. Zelfs al wordt de reis in Ghana van tevoren georganiseerd vanuit Nederland, zoals verweerder voorstelt, blijft de niet te verwaarlozen kans aanwezig dat er zich onverwachte problemen voordoen, die eiser dan niet zelfstandig kan oplossen. Zoals eiser daarom terecht aanvoert, werpt dit de vraag op of een fysieke overdracht van eiser nodig is aan een zorginstelling. Naar het oordeel van de rechtbank is het BMA-rapport dan ook niet inzichtelijk en volledig. Verweerder kon het BMA-rapport niet zonder meer ten grondslag leggen aan zijn besluit.

Het beroep is gegrond.
Rb Amsterdam AWB 21/766 & AWB 20/8099, 18.6.21
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2021:9677