Rb: terecht toeslagen terugbetalen bij partner die tijdelijk met terugwerkende kracht illegaal was

De rechtbank erkent dat de omstandigheden bij elkaar genomen voor eiser, zijn echtgenote en zijn beide kinderen zorgwekkend zijn. De rechtbank is echter van oordeel dat geen sprake is van zeer bezwarende omstandigheden die maken dat het onderscheid naar nationaliteit en verblijfsstatus niet gerechtvaardigd is te achten en eiser, hoewel zijn echtgenote in de perioden in geding geen rechtmatig verblijf heeft, toch recht zou hebben op toeslagen. ... Dat in 2018 aan de echtgenote een verblijfsvergunning is verleend, maakt niet dat het doel van de regeling niet meer wordt gediend, omdat hierbij van belang is of in de jaren 2015, 2016 en 2017 recht bestond op een tegemoetkoming. De beroepsgrond van eiser slaagt daarom niet....

De rechtbank stelt vast dat de bestreden besluiten voor berekeningsjaren 2015 en 2016 geen terugvordering bevat. Voor het berekeningsjaar 2017 zijn voor de huurtoeslag en het kindgebonden budget wel voorschotbedragen teruggevorderd. In het Verzamelbesluit is vastgelegd dat verweerder bij bijzondere omstandigheden geheel of gedeeltelijk van terugvordering kan afzien. Eiser heeft geen andere omstandigheden naar voren gebracht dan dat hij door de terugvordering in financiële problemen komt. Eiser heeft dit in beroep onderbouwd met een schuldenoverzicht van 16 november 2019 van de belastingdienst. In het dossier zit verder een uitspraak van de kantonrechter van 28 oktober 2014 waaruit volgt dat eiser onder bewind is gesteld en een Bugetplan-maandoverzicht van juli 2015. De rechtbank vindt dit onvoldoende onderbouwing voor de stelling dat er sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan maatwerk geboden zou zijn. Eiser heeft immers met uitzondering van het overgelegde schuldenoverzicht, niet anders dan met algemene stellingen naar voren gebracht dat de nadelige gevolgen van de terugvordering onevenredig zijn, zonder dit en zijn huidige financiële positie concreet inzichtelijk te maken. Gelet hierop is de rechtbank, op grond van wat er ligt, van oordeel dat eiser niet, althans onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de nadelige gevolgen van de terugvordering voor eiser onevenredig zijn. Verweerder heeft aldus kunnen volstaan met het verwijzen naar de betalingsregeling. De beroepsgrond van eiser slaagt niet.

De conclusie is dat verweerder terecht heeft beslist dat eiser in de perioden dat de toeslagpartner van eiser geen rechtmatig verblijf had geen recht heeft op zorgtoeslag, kindgebonden budget en huurtoeslag. De rechtsgevolgen van de te vernietigen bestreden besluiten worden daarom in stand gelaten.

Rb Utrecht UTR 19/5156, UTR 19/5158 en UTR 19/5160, 16.2.21
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBMNE:2021:1026