Rb: vrijlating want wil vertrekken met IOM, ondanks verzoek om bewaring te handhaven

Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser gezien zijn verklaringen (in beroep), zijn geldige paspoort, zijn vliegticket dat hij via het IOM heeft verkregen en de op 26 augustus 2022 geboekte IOMvlucht zijn vertrekwens voldoende geconcretiseerd en is de geuite vertrekwens niet ongeloofwaardig.

De rechtbank overweegt dat het uitdrukkelijke verzoek van eiser om de maatregel niet op te heffen ook als de rechtbank de maatregel onrechtmatig acht, om te voorkomen dat daardoor het geplande vertrek met IOM daags na de zitting niet zou kunnen doorgaan de sterkst denkbare onderbouwing van de geuite vertrekwens is. Dit betekent dat verweerder de bewaring op 26 augustus 2022 had dienen te beëindigen.

Het beroep is gegrond en de maatregel van bewaring is met ingang van 26 augustus 2022 onrechtmatig. De rechtbank zal geen gehoor geven aan het uitdrukkelijke verzoek van eiser om de bewaring gelet op de vlucht van 6 september 2022 (nu) nog niet op te heffen. Indien de rechtbank constateert dat de rechtszoekende onrechtmatig in bewaring is gesteld, zal de rechtbank de maatregel opheffen en de invrijheidstelling gelasten ongeacht de beroepsgronden en overige (praktische) argumenten van partijen. Immers, om een doeltreffende voorziening in rechte te bieden zoals gewaarborgd door artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie dient een onrechtmatige inperking op het recht op vrijheid te allen tijde onmiddellijk te worden beëindigd door de rechter die is belast met de rechtmatigheidsbeoordeling van de maatregel van bewaring. De rechtbank beveelt dan ook de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van 5 september 2022.

Rb den Bosch NL22.16758, 5.9.22
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2022:9100