RvS: bij detentie is check op rechtmatig verblijf als partner van Unieburger verplicht

Uit de uitspraak van de Afdeling van 28 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1346, volgt dat in het geval een vreemdeling voorafgaand aan het nemen van een terugkeerbesluit geen aanvraag om toetsing aan het EU-recht heeft ingediend, het in de eerste plaats aan hem is om tijdens het gehoor concrete aanknopingspunten aan te dragen die erop duiden dat hij op grond van het Unierecht een afgeleid verblijfsrecht heeft. De staatssecretaris moet vervolgens, mede op basis van het geheel aan verklaringen, al dan niet ondersteund met documenten, beoordelen of sprake is van voldoende concrete aanknopingspunten die erop duiden dat de vreemdeling een afgeleid verblijfsrecht heeft. Dit hangt af van de concrete omstandigheden van het geval.

Uit het proces-verbaal van gehoor voorafgaand aan het terugkeerbesluit blijkt dat de vreemdeling heeft verklaard dat zij is gehuwd, dat haar echtgenote de Spaanse nationaliteit heeft en dat zij wenst te verblijven bij haar echtgenote die in Nederland woont. Verder heeft zij de naam van haar echtgenote genoemd en heeft zij gewezen op documenten waarmee zij haar verklaringen kan staven, maar die zij op het moment van het gehoor niet bij zich had.

Uit het samenstel van deze verklaringen blijkt dat de vreemdeling voldoende concrete aanknopingspunten heeft gegeven voor nader onderzoek naar een aan de Verblijfsrichtlijn ontleend afgeleid verblijfsrecht. Uit het voormeld proces-verbaal blijkt dat de ambtenaar aan de hand van die verklaringen niet heeft doorgevraagd of haar in de gelegenheid heeft gesteld om over de documenten bijvoorbeeld contact op te nemen met haar echtgenote (vgl. de uitspraak van de Afdeling van 28 juni 2021). Dat had hij wel moeten doen. Dit geldt temeer omdat de vreemdeling, die over een geldig, op haar naam gesteld, Colombiaans paspoort beschikt, heeft verklaard dat zij via haar echtgenote bewijsstukken over hun huwelijk kan verstrekken....

Omdat het terugkeerbesluit niet in stand kan blijven, heeft de rechtbank evenmin onderkend dat de maatregel van bewaring van aanvang af onrechtmatig is.

RvS 202100664/1/V3, 30.8.21
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2021:1987
- tegen Rb Roermond, NL21.414 en NL21.513, 25.1.21