RvS: geen zorgtoeslag hoofdpersoon als EU-partner zich niet heeft verzekerd voor ziektekosten

De rechtbank heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat [appellant] over de periode van 1 oktober 2017 tot en met 31 december 2017 op grond van artikel 2, vijfde lid, van de Wzt geen recht heeft op zorgtoeslag. Zij heeft daartoe overwogen dat [echtgenote] in die periode rechtmatig verblijf had en zij dus van rechtswege zorgverzekerd was. Dit betekent dat zij verplicht was om een zorgverzekering af te sluiten. Zij heeft dit evenwel niet gedaan.

[appellant] is het niet eens met dit oordeel van de rechtbank. Hij voert in de eerste plaats aan dat [echtgenote] in de periode van 1 oktober 2017 tot en met 31 december 2017 niet verplicht was om een zorgverzekering af te sluiten. Bij besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 8 augustus 2018 is haar aanvraag tot afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) afgewezen, waardoor zij geen verblijfsrecht als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder e, van de Vw 2000 heeft gehad. [appellant] voert voorts aan dat, indien [echtgenote] in die periode wel een verblijfsrecht als vorenbedoeld heeft gehad, de Belastingdienst/ Toeslagen ten onrechte aan hem heeft tegengeworpen dat zij in die periode niet zorgverzekerd was. Om een zorgverzekering af te sluiten verlangde de zorgverzekeraar van [echtgenote] een kopie van het document of de schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000, terwijl de staatssecretaris dit document niet wilde verstrekken. Hierdoor was het voor [echtgenote] onmogelijk om een zorgverzekering af te sluiten. Hij heeft ook telefonisch contact opgenomen met zijn zorgverzekeraar om voor [echtgenote] een zorgverzekering af te sluiten, maar de zorgverzekeraar wilde die aanvraag niet honoreren omdat zij geen "bevestigd" verblijfsrecht had....

Volgens de door de IND aan de Belastingdienst/Toeslagen verstrekte gegevens had [echtgenote] in de periode van 1 oktober 2017 tot en met 31 december 2017 code 30. Code 30 betekent dat de vreemdeling een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000 heeft aangevraagd en dat hij, zolang nog niet op die aanvraag is beslist, een verblijfsrecht als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder e, van de Vw 2000 heeft. [appellant] heeft bovendien bij de in hoger beroep nader overgelegde stukken een kopie van het paspoort van [echtgenote] overgelegd met daarin een sticker. Hieruit kan worden afgeleid dat [echtgenote] van 21 september 2017 tot 22 maart 2018 rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder e, van de Vw 2000 heeft gehad, hetgeen de juistheid van de toegekende codering bevestigt. De Belastingdienst/Toeslagen heeft zich, gelet op het vorenstaande, terecht gebaseerd op de door de IND verstrekte gegevens.

[echtgenote] was dus, nu zij in de periode van belang rechtmatig verblijf heeft gehad, verplicht om een zorgverzekering af te sluiten. Voor zorgverzekeraars geldt een acceptatieplicht van iedere verzekeringsplichtige. [echtgenote] is voorts door middel van een sticker in haar paspoort in het bezit gesteld van een schriftelijke verklaring. [echtgenote] heeft in weerwil van de op haar rustende verplichting evenwel geen zorgverzekering afgesloten. De enkele stelling van [appellant] dat de zorgverzekeraar de aanvraag om een zorgverzekering ten behoeve van [echtgenote] niet wilde honoreren, doet hier niet aan af.

Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat [appellant] van 1 oktober 2017 tot en met 31 december 2017 geen recht heeft op zorgtoeslag.

Het hoger beroep is ongegrond.
RvS 201902487/1/A2, 25.3.20
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2020:877