CRvB: ALO-kop bij onrechtmatige partner compenseren via bijstand

1: RvS: ALO-kop dient niet voor waarborgen bestaansminimum

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 13 november 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1939) strekt de verstrekking van kindgebonden budget niet tot het waarborgen van het bestaansminimum. Het kindgebonden budget is bedoeld om ouders te ondersteunen in de kosten van opvoeding en ontwikkeling van kinderen. De verhoging van het kindgebonden budget voor alleenstaande ouders door de ALO-kop heeft door haar toevoeging aan het daarvoor reeds bestaande kindgebonden budget daarom in het kader van de Awir ook het karakter van een aanvullende financiële ondersteuning in de kosten van kinderen, en niet dat van een waarborg van het bestaansminimum (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 20 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3474).

RvS 201707996/1/A2, 6.6.18
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2018:1645

2: CRvB: compensatie misgelopen ALO-kop mogelijk via art 18 Participatiewet

Sinds 1 januari 2015 is de alleenstaande oudertoeslag in de bijstandsnorm voor alleenstaande ouders vervallen. De ouder zonder partner heeft voor de kosten van zijn minderjarige kinderen aanspraak op een alleenstaande ouderkop op grond van de Wet op het kindgebonden budget. De wetgever heeft geen bewuste beslissing genomen om in verband met het koppelingsbeginsel de groep (alleenstaande) ouders met een niet rechtmatig in Nederland verblijvende partner uit te sluiten van de alleenstaande ouderkop. De alleenstaande ouderkop is voor deze groep ouders dan ook niet aan te merken als een aan de bijstand voorliggende voorziening in de zin van artikel 15, eerste lid van de PW en staat niet in de weg aan verlening van bijstand ter compensatie van het gemis van de alleenstaande ouderkop. De compensatie kan niet worden verleend in de vorm van bijzondere bijstand op grond van artikel 35, eerste lid, van de PW. Gelet op de inkomensterugval van deze groep met een bedrag van 20% van de gehuwdennorm is het bestaansminimum niet meer gegarandeerd en is sprake van een zeer bijzondere situatie als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de PW. Het college is daarom met toepassing van dit artikel in beginsel gehouden tot afstemming van de bijstand. Voor de wijze van afstemming dient het college de niet rechtmatig verblijvende partner niet als partner te beschouwen voor zover het de alleenstaande ouderkop betreft.

Het college zal moeten beoordelen of de wel rechtmatig verblijvende partner in die situatie de alleenstaande ouderkop misloopt en daarvoor compensatie moeten bieden.

CRvB 17/301 PW, 6.6.18
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CRVB:2018:1600

3: CRvB: behandel eenoudergezin met ongedocumenteerde partner als niet-gehuwd

De wetgever heeft bij de afschaffing van de alleenstaande oudernorm en de toevoeging van de ALO-kop aan het door de Belastingdienst/Toeslagen uitgevoerde kindgebonden budget onderkend dat de hier toepasselijke definitie van het begrip partner in de Awir tot gevolg heeft dat een groep ouders die in de minimumregelingen als alleenstaande ouders werden aangemerkt niet voor de ALO-kop in aanmerking komen. ...De wetgever heeft echter niet in aanmerking genomen dat een bijstandsgerechtigde in een situatie als die van appellante, waarbij de partner niet rechtmatig in Nederland verblijft, meestal juist niet de kosten kan delen. Die partner kan vanwege zijn verblijfsstatus immers in beginsel niet financieel bijdragen aan de verzorging en opvoeding van de kinderen.

Zoals de Raad heeft overwogen, heeft de wetgever een leemte in de wetgeving laten ontstaan voor de groep ouders met een niet rechtmatig in Nederland verblijvende partner en deze leemte niet onder ogen gezien. Het is aan de wetgever om deze leemte op te vullen.

Appellante is na afloop van de periode waarover het college haar bijzondere bijstand heeft verleend ter compensatie van het gemis van de ALO-kop alsnog geconfronteerd met een inkomensterugval van 20% van de gehuwdennorm. Aldus moet het ervoor worden gehouden dat het bestaansminimum van appellante niet langer gewaarborgd is, met alle mogelijke gevolgen voor (de ontwikkeling van) haar kind van dien. Het college was daarom in beginsel gehouden tot afstemming van de bijstand van appellante, in de vorm van een verhoging van de bijstand met toepassing van artikel 18, eerste lid, van de PW.

CRvB 16/2517 PW, 6.6.18
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CRVB:2018:1618