Nieuws

Opvang Veldzicht Ongedocumenteerden

Rb: opvang Veldzicht voor ongedocumenteerde

[eiser] is een van oorsprong Syrische man, die sinds 2004 in Nederland verblijft. Sindsdien is hij verschillende malen opgenomen geweest in psychiatrische instellingen, waaronder ook in Veldzicht . Er zijn diverse (gewelds)incidenten geweest waarbij [eiser] betrokken was. Hij heeft geen verblijfsstatus en leeft momenteel weer op straat, bij gebrek aan passende opvang. Recent zijn er twee nieuwe incidenten geweest in Amsterdam, die tot grote zorgen hebben geleid bij zowel de gemeente Amsterdam als ASKV.

ASKV heeft geprobeerd [eiser] bij een gespecialiseerde psychiatrische instelling te laten opnemen. Zowel [instelling 1] als [instelling 2] hebben hem echter geweigerd. Daarop heeft ASKV op grond van bestaande samenwerkingsafspraken tussen haar en Veldzicht aan Veldzicht verzocht om over te gaan tot opname van [eiser] . Aan dat verzoek is door Veldzicht niet voldaan….

De Staat heeft ter zitting niet betwist dat andere opname-opties niet voorhanden zijn, maar heeft gesteld dat opname bij Veldzicht niet mogelijk zou zijn, omdat [eiser] zich vrijwillig wil laten opnemen. Een gesloten setting zoals in Veldzicht , staat volgens de Staat in de weg aan een vrijwillige opname….

Het verweer van de Staat dat Veldzicht (anders dan andere psychiatrische ziekenhuizen) nooit mensen opneemt op vrijwillige basis wordt als onvoldoende onderbouwd gepasseerd. Dat strookt ook niet met hetgeen in de brochure van DJI over de strategische koers van Veldzicht 2024-2028 is opgenomen…. Overigens is van de zijde van ASKV ter zitting nog naar voren gebracht dat er de afgelopen jaren ook daadwerkelijk diverse ongedocumenteerde personen via haar bemiddeling bij Veldzicht vrijwillig zijn opgenomen. Dat klemt te meer nu de minister van Asiel en Migratie in haar brief van 8 oktober 2024 aan de Tweede Kamer te kennen heeft gegeven dat de samenwerkingsafspraken per 1 december 2024 deels aflopen, maar het deel van de samenwerkingsafspraken dat ziet op de groep uit de Landelijke Vreemdelingen Voorziening (waarbij [eiser] hoort) vooralsnog niet wordt aangepast. Daarbij is nadrukkelijk in de brief vermeld dat de minister zich blijft inzetten passende zorg en waar nodig beveiliging te blijven bieden aan vreemdelingen met ernstige psychiatrische problematiek. ‘Zij worden niet zomaar op straat gezet’ zo eindigt de brief.

De slotsom is dat het verweer van de Staat niet slaagt en de vordering wordt toegewezen op de in het dictum vermelde wijze. De Staat heeft te kennen gegeven dat er op korte termijn een plek vrij zal komen bij Veldzicht , zodat de voorzieningenrechter daarvan uitgaat.

Rb den Haag C/09/676983 / KG ZA 24-1147, 11.12.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:21453


MvA&M: opvang Veldzicht blijft voor ongedocumenteerden, wel nieuwe toegangsregels

De gereserveerde bedden in Veldzicht voor ongedocumenteerde vreemdelingen blijven vooralsnog beschikbaar. Wel is het zo dat Veldzicht iedere aanvraag afzonderlijk beoordeelt. In de beoordeling kunnen er contra-indicaties zijn op basis waarvan Veldzicht geen passende behandelzorg kan realiseren. Er vinden gesprekken plaats tussen betrokken partijen om te borgen dat duidelijk is onder welke criteria en randvoorwaarden deze groep op de gereserveerde bedden in Veldzicht geplaatst kunnen worden.

Antwoord kamervraag 859, 17.12.24
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-859.html

Zie ook Antwoord kamervraag 863, 17.12.24
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-863.html

 

Rb: geen einde LVV Rotterdam, Utrecht, Amsterdam

Rb: vovo LVV Rotterdam

De belangen van verzoekers zijn er met name in gelegen, dat zij gebruik kunnen blijven maken van de geboden opvangvoorzieningen. Verzoekers hebben geen toegang tot een andere vorm van opvang, zoals een asielzoekerscentrum, omdat zij onrechtmatig in Nederland verblijven en uit de dossiers blijkt niet of in ieder geval niet duidelijk of verzoekers terecht kunnen bij iemand uit hun sociale netwerk, voor zover zij al over een geschikt sociaal netwerk beschikken.

In de beëindigingsbrief staat de algemene opmerking dat bij extreme weersomstandigheden (zoals een gevoelstemperatuur onder de nul graden en in geval van code rood) de gemeente de winteropvang in de avond en de nacht opent, waar verzoekers zich dan kunnen melden. In het verweerschrift en op de zitting heeft de minister gesteld dat verzoekers zich kunnen melden bij de DT&V, waarna zij toegelaten zullen worden tot de VBL, indien zij meewerken aan hun terugkeer. De minister heeft in deze procedure echter niet aangetoond of aannemelijk gemaakt dat verzoekers daadwerkelijk toegang zullen krijgen tot de VBL. Aan toegang tot de VBL zijn meerdere voorwaarden verbonden. Naast de voorwaarde dat de vreemdeling moet meewerken aan zijn terugkeer, moet het ook daadwerkelijk mogelijk zijn om terug te keren (in beginsel binnen 12 weken). Uit in ieder geval een deel van de dossiers blijkt dat aan de mogelijkheid tot terugkeer om uiteenlopende redenen haken en ogen zitten. De minister heeft weliswaar ter zitting gesteld dat de VBL ook in de gevallen van verzoekers beschikbaar is en dat de DT&V dit heeft bevestigd, maar van voor de voorzieningenrechter en/of verzoekers kenbare garanties dat verzoekers daar daadwerkelijk (allemaal) terechtkunnen, is niet gebleken. Bovendien biedt de LVV, anders dan de VBL, niet enkel onderdak aan vreemdelingen met als doel terugkeer naar hun land van herkomst, maar ook aan vreemdelingen die mogelijk uitzicht hebben op een verblijfsvergunning in Nederland, wat in een aantal zaken lijkt te spelen. De minister heeft niet toegelicht in hoeverre de VBL voor die vreemdelingen opvang kan bieden of dat zij op een andere manier worden opgevangen.

Daarbij komt, dat een aanzienlijk deel van de verzoekers die nu in de LVV verblijven, uiteenlopende lichamelijke en/of psychische problemen heeft en in het algemeen als kwetsbaar kan worden aangemerkt. Onder de verzoekers bevinden zich mensen die bijvoorbeeld verslaafd zijn aan alcohol of drugs, die hartproblemen of diabetes hebben, psychotisch of schizofreen zijn, leiden aan PTSS of waarvan in het dossier is vermeld dat een verblijf buiten de LVV tot onwenselijke situaties zal leiden. Gelet hierop is het wijzen op de gemeentelijke winteropvang, die alleen open is bij extreme weersomstandigheden, in de gevallen van verzoekers onvoldoende om hun lichamelijke dan wel psychische gezondheid te waarborgen in afwachting van de beslissing op de ingediende bezwaarschriften. Zeker nu het niet ondenkbaar is dat de weersomstandigheden na 1 januari 2025 een eventueel leven op straat nog zwaarder zullen maken.

De belangen van de minister zijn gelegen in de financiële kosten die zijn verbonden aan het continueren van de opvang aan verzoekers vanaf 1 januari 2025 en in het uitvoeren van hetgeen is overeen gekomen in het regeerakkoord. Deze belangen wegen echter, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, op dit moment minder zwaar dan die van verzoekers. Bovendien is de te treffen voorziening tijdelijk van aard, zodat geen sprake is van een grote inbreuk op de belangen van de minister.

De belangenafweging valt uit in het voordeel van verzoekers.
Rb Rotterdam AWB 24/17631, 24/18370, 24/18371, 24/18373, 24/18376 t/m 24/18391, 24/18393 en 24/18394, 19.12.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:21486


Rb: vovo LVV Utrecht

De voorzieningenrechter is van oordeel dat op dit moment te veel onduidelijkheid bestaat over de vraag of de minister ten aanzien van verzoekers per 1 januari 2025 kan voldoen aan de ondergrens van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. Ten eerste is het onduidelijk of iedere verzoeker voldoet aan de specifieke toegangsvoorwaarden voor verblijf in de VBL en dus daadwerkelijk toegang zal hebben tot die opvang. Volgens de website van DT&V moet het gaan om vreemdelingen die eerder een asielaanvraag hebben ingediend die is afgewezen of vreemdelingen waarvan een verblijfsvergunning is ingetrokken of niet is verlengd.  De VBL is dus niet toegankelijk voor alle vreemdelingen zonder recht op verblijf in de rijksopvang, terwijl dat - behoudens enkele uitzonderingen - wel geldt voor de LVV. Dat betekent dat de LVV toegankelijk is voor een ruimere groep mensen. De minister heeft dat tijdens de zitting niet gemotiveerd weersproken. Ten tweede blijkt dat er begin december ongeveer 220 bedden beschikbaar waren in de VBL en dat die op dat moment bijna allemaal bezet waren. Er is dus nauwelijks feitelijke capaciteit, ook niet voor de verzoekers die wel aan de toegangsvoorwaarden voldoen. De minister heeft tijdens de zitting gesteld dat het creëren van extra bedden tot de mogelijkheden behoort, maar deze stelling is onvoldoende concreet en ook verder niet onderbouwd. Zo is niet duidelijk geworden om hoeveel bedden het gaat en op welke termijn dat mogelijk is. Voor wat betreft de verwijzing van de minister naar de daklozenopvang van de gemeente Utrecht geldt dat deze vorm van opvang niet onder de bevoegdheid van de minister valt. Bovendien is ook voor deze vorm van opvang onvoldoende concreet gemaakt of verzoekers daar daadwerkelijk toegang toe zullen hebben, onder meer gelet op de grote omvang van de groep, nog los van de vraag naar de specifieke behoeften van de individuele verzoekers.

Bij deze stand van zaken is de voorzieningenrechter van oordeel dat de belangen die de minister naar voren heeft gebracht niet opwegen tegen de belangen van verzoekers. De minister heeft gesteld dat het belang met name een financieel belang is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan een financieel belang een dreigende inbreuk op het absolute recht van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest niet rechtvaardigen. Overigens is ook niet gebleken waarin het financiële belang van de minister exact is gelegen. Aan de opvang in de VBL en de daklozenopvang zijn ook kosten verbonden en de minister heeft niet onderbouwd dat deze kosten minder zijn dan die van de LVV.

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening toe en treft in alle zaken de voorlopige voorziening zoals verzocht dat de minister de opvang voortzet in de huidige vorm van 24-uurs opvang in de Utrechtse LVV, waarbij in ieder geval zal worden voorzien in de meest elementaire behoeften van verzoekers (bed, bad en brood) tot vier weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.

Rb Utrecht AWB 24/20715 en 99 andere zaaknummers, 23.12.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:21814


Rb: vovo LVV Amsterdam (publicatie ingetrokken)

De voorzieningenrechter is van oordeel dat de belangenafweging uitvalt in het voordeel van de verzoekers. Zij sluit hierin aan bij het oordeel van de rechtbank Den Haag, zittingsplaatsen Rotterdam en Utrecht. Ook voor de gemeente Amsterdam geldt dat er op dit moment te veel onduidelijk bestaat over de vraag of de minister met het wegvallen van de LVV vanaf 1 januari 2025 nog aan de ondergrens van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest kan voldoen. De minister voert aan dat zij ook na het beëindigen van de LVV deze ondergrens nog haalt, omdat de vreemdelingen in de VBL terecht kunnen. Op de zitting is namens de gemeente Amsterdam echter toegelicht dat de Dienst Terugkeer & Vertrek te kennen heeft gegeven dat er geen capaciteit is de VBL is om verzoekers en de andere deelnemers aan de LVV op te vangen. De gemachtigde van de minister heeft ter zitting nog gesteld dat er extra bedden gecreëerd kunnen worden in de VBL, maar deze stelling is onvoldoende concreet en verder ook niet onderbouwd. Zo is niet duidelijk geworden om hoeveel bedden het gaat en op welke termijn dit mogelijk is. Bovendien is namens de gemeente Amsterdam toegelicht dat de groep die deelneemt aan de LVV niet allemaal voldoen aan de (strengere) toelatingsvereisten voor de VBL. Daarnaast kunnen andere vormen van opvang in de gemeente, zoals de winteropvang en de daklozenopvang, niet worden gegarandeerd omdat er ook bij deze vormen van opvang tekorten en wachtlijsten zijn.

De gemeente Amsterdam heeft nieuw beleid opgesteld waarin zij te kennen geven dat de gemeente ondanks de landelijke veranderingen haar verantwoordelijkheid blijft nemen om deze kwetsbare groep te blijven bedienen, met respect voor mensenrechten de menselijke waardigheid. In het door de gemeente overgelegde uitvoeringsplan is de ambitie opgenomen om 24-uursopvang met begeleiding te bieden en de daadwerkelijke uitvoering daarvan te continueren in 2025. De gemeente Amsterdam heeft op de zitting echter benadrukt dat zij geen toezegging kan doen dat verzoekers en andere deelnemers aan de LVV toegang zullen krijgen tot deze gemeentelijke 24-uursopvang. Vreemdelingen die toegang willen tot de nieuwe gemeentelijke 24-uursopvang zullen zich tussen 6 en 10 januari 2025 moeten melden, waarbij zal worden nagegaan of zij voldoen aan de toelatingscriteria. Het nieuwe beleid geeft op dit moment dus te weinig aanknopingspunten voor het oordeel dat de ondergrens van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest wordt behaald. De voorzieningenrechter betrekt hierbij ook dat de gemeente Amsterdam op de zitting naar voren heeft gebracht dat vreemdelingen worden uitgesloten van deelname aan de nieuwe gemeentelijk 24-uursopvang als ze de LVV-opvang waarin zij nu verblijven niet vóór 1 januari 2025 verlaten.

Bij deze stand van zaken is de voorzieningenrechter van oordeel dat de belangen van de minister niet opwegen tegen de belangen van verzoekers. Met de voorzieningenrechter in rechtbank Den Haag, zittingsplaatsen Rotterdam en Utrecht is de voorzieningenrechter van oordeel dat het financiële belang van de minister een dreigende inbreuk op artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest niet rechtvaardigen.

Rb Amsterdam AWB 24/20506, AWB 24/21301, AWB 24/21304, AWB 24/21305, AWB 24/21307, AWB 24/21308, AWB 24/21310, AWB 24/21314, AWB 24/21315 en AWB 24/21317, 24.12.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:22054
https://www.recht.nl/rechtspraak/uitspraak?ecli=ECLI:NL:RBDHA:2024:22054


Rb: vovo LVV Eindhoven

De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekers geen spoedeisend belang hebben bij hun verzoeken. Daartoe acht de voorzieningenrechter relevant dat – anders dan is betoogd – zonder uitzondering wordt toegezegd dat de opvang wordt gecontinueerd. Het college blijft per 1 januari 2025 zelfstandig voorzieningen aan ongedocumenteerden in het kader van leefgeld/opvang en/of begeleiding richting duurzaam perspectief aanbieden ….

Gelet hierop komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat verzoekers met ingang van 1 januari 2025 door de gemeente Eindhoven zullen worden opgevangen en niet zullen zijn verstoken van ‘bed, bad en brood’. Er is de voorzieningenrechter namelijk niet gebleken van een acuut en actueel belang, waarbij een beslissing geen uitstel kan lijden omdat er anders een onomkeerbaar gevolg optreedt.

Tot slot hecht de voorzieningenrechter eraan op te merken dat verzoekers een nieuw verzoek om een voorlopige voorziening kunnen indienen connex aan de lopende bezwaarprocedures op het moment dat sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden, zoals het wegvallen van de door het college geboden voorzieningen.

Rb Den Bosch AWB 24/19844, 24/20335 t/m 24/20348, 24/20352, 24/20354, 24/20359 t/m 24/20361, 24/20363, 24/20366, 24/20368, 24/20370, 24/20371 en 24/20375, 19.12.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:21566

MvA&M: Novelle bij Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring

In de Wtvb wordt middels deze nota van wijziging voorzien in een afwijkingsmogelijkheid voor het geval dat uitzonderlijke omstandigheden maken dat een directeur in redelijkheid niet kan worden gehouden te voldoen aan enkele verplichtingen uit de Wtvb. Hiermee wordt het mogelijk in een ministeriële regeling nadere regels te stellen inzake het aantal uren per etmaal waarin de vreemdeling in het verblijfsregime dan wel beheersregime gehouden is in de gesloten verblijfsruimte te verblijven en ten aanzien van de dagbesteding. Indien gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid om bij ministeriële regeling af te wijken, dient te worden gekozen voor de voor de vreemdeling minst ingrijpende aanpassing. De regeling heeft een duur van maximaal twee maanden en kan telkens met twee maanden worden verlengd, indien de uitzonderlijke omstandigheden die aanleiding waren voor het instellen van de regeling blijven bestaan. Voorts geldt dat de ministeriële regeling moet worden ingetrokken als de noodzaak daartoe niet meer aanwezig is.

Een ander punt waarop vanuit de uitvoering werd aangegeven dat dit voor problemen zou kunnen zorgen was de ophoudingstermijn van artikel 50 Vw 2000. Waar het huidige artikel 50 Vw 2000 een maximale ophoudingstermijn van zes uur kent, voorziet het in de Wtvb voorgestelde artikel 50 Vw 2000 in een ophoudingstermijn van ten hoogste negen uur. De huidige mogelijkheid om de ophoudingstermijn met 48 uur te verlengen is in de Wtvb verkort naar 24 uur. DT&V, IND, AVIM en de Kmar verwachten dat deze verruiming niet voldoende zal zijn. Deze zorgen worden bevestigd in het onderzoek uitgevoerd in opdracht van het WODC. Daarom wordt in de toekomst verlenging van de ophouding eveneens mogelijk indien de afweging om al dan niet vreemdelingenbewaring als bedoeld in artikel 59 toe te passen nog niet is afgerond, of indien nog grond bestaat voor het vermoeden dat de opgehouden persoon geen rechtmatig verblijf heeft. Dan kan de ophouding worden verlengd met maximaal achtenveertig uur.

https://wetgevingskalender.overheid.nl/Regeling/WGK011121/Download/ae9b50d3-45d3-4227-a01e-3b39e9bfad6f_1.pdf, 24.12.24

PACE over Facilitation Directive

9. The Assembly notes with concern the lack of consistency in the legislation of member States aimed at combating the smuggling of migrants, which can lead to negative human rights consequences. It recalls that laws or actions relating to migrant smuggling should never be used to intimidate or criminalise migrants and migrants’ rights defenders. Such practices do not increase the efficiency of policy action to prevent and tackle the crime of migrant smuggling and moreover put the rights enshrined in the European Convention on Human Rights (ETS No. 5, the Convention) at risk, in particular Articles 3 and 11, for instance when they result in the obstruction of humanitarian assistance.

10. The Assembly reiterates its view, … that a Council of Europe instrument would usefully complement the international standards set in the Smuggling of Migrants Protocol, and recommends that a strict definition be adopted and transposed into domestic law by member States with a view to ensuring as much consistency as possible in the understanding and interpretation of this crime. Such an instrument should in particular: ...

10.4 expressly state that migrants are not the perpetrators of the crime of smuggling and that reducing or waiving the smuggling fee in return for facilitating the unauthorised crossing of a border should not be considered as a criminal act committed by the smuggled migrant if this was done under coercion or threat, or if they are found to be in need of a form of protection (refugee, person in need of humanitarian protection, person at risk of being a victim of trafficking or victim of trafficking); ....

10.6 explicitly exempt humanitarian assistance and any support to migrants in accessing their fundamental rights from any form of criminal liability, when such acts are conducted without seeking any financial benefit; ....

15. In the context of the recent proposal by the European Commission to revise the so-called “Facilitators Package”, the Assembly warns against the excessively large scope of the crimes falling under the definition of migrant smuggling contained in the proposed directive. This definition exacerbates the risk of inconsistency across European States with regard to their understanding and interpretation of what the crime of migrant smuggling should and should not entail.

PACE Resolution 2568 (2024), 1.10.24
https://pace.coe.int/en/files/33812/html

MvA&M: transitvisa ingevoerd voor West-Afrikanen vanwege grens-asielprocedures

Vanaf half oktober 2024 was er een sterke toename van het aantal asielaanvragen op Schiphol. Passagiers met Tsjadische, Senegalese, Mauritaanse en Centraal-Afrikaanse nationaliteit gebruikten Schiphol als transitluchthaven op weg naar bestemmingen in Zuid-Amerika. Op Schiphol vroegen zij asiel aan. Halverwege november was kortstondig sprake van een toename van andere nationaliteiten die op Schiphol asiel aanvroegen, met name Kenianen.

Tabel: Aantal vreemdelingen dat op Schiphol bij de KMar heeft aangegeven asiel te willen aanvragen.

Nationaliteit

sep-24

okt-24

nov-24

Tsjadische

n.v.t.

10

<5

Senegalese

n.v.t.

10

110

Mauritaanse

n.v.t.

20

90

Keniaanse

n.v.t.

n.v.t.

70

Centraal-Afrikaanse

n.v.t.

10

10

Sinds 25 november 2024 is daarom een luchthaventransitvisumplicht ingesteld voor reizigers met de Tsjadische, Senegalese, Mauritaanse en Centraal-Afrikaanse nationaliteit. Sindsdien is er tot het moment van schrijven geen enkele asielaanvraag meer ingediend door passagiers met bovengenoemde nationaliteiten op Schiphol.

Antwoord kamervraag 886, 18.12.24
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-886.html

Rb: BIC-rapportage wijst op risico’s kwetsbaar kind bij terugkeer naar Armenië

Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het bestreden besluit en in zijn reactie op de BIC-rapportage niet alle relevante feiten en omstandigheden voldoende betrokken bij de belangenafweging. Uit de BIC-rapportage komt naar voren dat de reeds bestaande ernstige psychopathologie bij [eiseres 1] zal verergeren en dat zij ook niet, dan wel onvoldoende, kan terugvallen op haar ouders op wie zij erg gericht is, vanwege de te verwachten forse verergering van hun ernstige problematiek. …. In het geval van [eiseres 1] is geconstateerd dat zij een disharmonisch intelligentieprofiel heeft, hoog scoort op sociale inadequatie en dat zowel zijzelf als haar ouders te maken hebben met ernstige psychische problemen. …

Verweerder heeft zich bij de afweging van alle belangen onvoldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat van een uitzonderlijk geval aan de zijde van eisers geen sprake is. Onder deze omstandigheden heeft verweerder niet kunnen verwijzen naar en vasthouden aan het eerder opgelegde terugkeerbesluit.

Het beroep is gegrond.
Rb Middelburg AWB 20/7738, 17.12.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:21511

Rb: afweging priveleven Dreamer tov beroep op overheidsvoorzieningen

De Afdeling heeft over het economisch welzijn overwogen dat de minister bij de belangenafweging rekening mag houden met het gegeven dat een vreemdeling afhankelijk is van overheidssteun, voor zover deze afhankelijkheid invloed heeft op het economisch welzijn van Nederland. Daarbij mag de minister niet in algemene zin wijzen op mogelijke toekomstige aanspraken die de vreemdeling zou kunnen doen op de uit algemene middelen gefinancierde faciliteiten. Bovendien is het aan de minister om alle omstandigheden van het geval mee te nemen in de afweging van het economisch belang en het belang van eiseres. Het gaat dan bijvoorbeeld om de leeftijd, de beroepskwalificaties en werkervaring, de mate van integratie in Nederland, de kennis van de Nederlandse taal, de gezondheid, de gezinssituatie en in hoeverre sprake is van inspanningen om werk te vinden. De beoordeling van de minister dient daarbij flexibel te zijn en de minister mag hierbij niet het onmogelijke van eiseres verwachten. …

De rechtbank oordeelt dat de ministerniet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom het economische belang van de staat in dit geval in het geding is. Voor zover de minister daarbij heeft gewezen op de belasting van het energienetwerk, tekort aan woonruimte, druk op het logistieke systeem, de drinkwatervoorziening, (extra) drukte op de weg en het openbaar vervoer, is dat niet voldoende. De minister heeft namelijk niet gemotiveerd op welke manier eiseres zich hierin onderscheidt van andere aanvragers en heeft de motivering ook niet concreet toegepast op haar situatie. Daar komt bij dat eiseres de hbo-opleiding Human Resource Management heeft behaald en verschillende stages heeft gelopen, waarvan zij in bezwaar een referentie heeft overgelegd. In de referentie is ook opgenomen dat momenteel veel vraag is naar HR-professionals. Deze referentie is niet kenbaar betrokken in de belangenafweging. De minister heeft onder deze omstandigheden niet kunnen volstaan met de enkele vaststelling dat het niet uit te sluiten valt dat eiseres een beroep zal gaan doen op voorzieningen in Nederland.

De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. De minister zal een nieuw besluit moeten nemen en daarbij zowel het gehanteerde uitgangspunt bij de belangenafweging alsook de belangen van de staat opnieuw moeten beoordelen en motiveren.

Rb Groningen AWB 24/14228 en AWB 24/12704, 19.12.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:21579

Rb: belang NLse kinderen meewegen bij aanvraag toelating vader met Italiaanse status

Eiser is geboren op [geboortedatum] 1988 en heeft de Somalische nationaliteit. Eiser beoogt verblijf bij zijn partner en minderjarige kinderen, die allen de Nederlandse nationaliteit bezitten.

Eiser heeft in de periode tussen 1 juli 2009 en 27 augustus 2015 meerdere malen een asielaanvraag ingediend, welke zijn afgewezen. ….  In deze procedure is enkel nog in geschil of aan eiser een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 8 van het EVRM dient te worden verleend. De minister heeft tussen eiser en zijn partner geen gezinsleven aangenomen. Tussen eiser en de minderjarige kinderen neemt de minister wel gezinsleven aan als bedoeld in artikel 8 van het EVRM….

De rechtbank is van oordeel dat de minister in de belangenafweging onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat en hoe de belangen van de kinderen zijn meegewogen, waardoor de ‘fair balance’ in de belangenafweging onvoldoende tot uitdrukking komt. De minister heeft in de belangenafweging namelijk niet kenbaar betrokken of het uitoefenen van het gezinsleven in Italië een ‘certain degree of hardship’ oplevert, en zo ja welk gewicht daaraan toekomt. Hierbij moeten de banden van alle gezinsleden met Italië worden betrokken. De banden van de kinderen dienen tevens te worden betrokken bij de vraag wat de meest adequate wijze is voor de kinderen om het gezinsleven met de ouder(s) te ontwikkelen. De minister kon dan ook niet volstaan met het standpunt dat geen sprake is van een objectieve belemmering om het gezinsleven in Italië uit te oefenen. Dit klemt te meer omdat de minister op basis van de verklaringen in het dossier gezinsleven tussen eiser en de kinderen heeft aangenomen en het merendeel van de gezinsleden (de kinderen zijn 4, 6 en 8 jaar en een vierde kind is op komst) de Nederlandse nationaliteit hebben, in Nederland naar school gaan en geen banden hebben met Italië.

Rb Arnhem NL24.3579, 18.12.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:22149

Rb: belang ongeboren kind meewegen bij afweging gezinsleven ikv Gezinsherenigingsrichtlijn

Eiseres heeft de Somalische nationaliteit, ze is geboren in Saoedi-Arabië en woonde daar. Op 2 mei 2023 heeft eiseres een mvv gevraagd met het doel om bij referent te verblijven. Deze aanvraag is afgewezen, onder meer omdat eiseres niet voldoet aan het inburgeringsvereiste. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. Tijdens de bezwaarprocedure is eiseres met een Frans visum Nederland ingereisd en heeft zij hier asiel aangevraagd. Voordat is beslist op het bezwaar is eiseres zwanger geraakt, zij verwacht rond 5 januari 2025 te bevallen. Op 3 juni 2024 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. In dat besluit is onder meer overwogen dat er geen aanleiding is om eiseres vrij te stellen van het inburgeringsvereiste en dat de Gri eiseres geen recht geeft op gezinshereniging….

De rechtbank stelt voorop dat de minister er ten onrechte van uitgaat dat belangenafweging in artikel 8 van het EVRM en artikel 17 van de Gri hetzelfde is. Omdat de minister (inmiddels) uitgaat van gezinsleven kan de belangenafweging in het kader van artikel 17 voor eiseres gunstiger uitvallen. Daarbij komt dat minister alleen benoemt dat de zwangerschap niet van invloed zou zijn op de vragen of eiseres en referent aan de nationale voorwaarden voor een mvv voldoen en of sprake is van een objectieve belemmering. Daargelaten of dat juist is, wordt de zwangerschap zelf en het belang van eiseres en referent om die samen door te maken, niet benoemd, terwijl dat door eiseres wel naar voren is gebracht.
De rechtbank is verder van oordeel dat bij de belangenafweging, naast het belang van de zwangerschap, ook het belang van het ongeboren kind moet worden betrokken. In artikel 1:2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat het kind waarvan een vrouw zwanger is als reeds geboren wordt aangemerkt, als zijn belang dit vordert. Naar nationaal recht bestaat dus de verplichting om het ongeboren kind, als dat in zijn belang wordt geacht, als al geboren aan te merken. Naar het oordeel van de rechtbank geldt dat ook in geval een belangenafweging op grond van artikel 17 van de Gri wordt gemaakt.

De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit moet worden vernietigd, omdat de minister de zwangerschap van eiseres ten onrechte niet bij de beoordeling van artikel 17 van de Gri heeft betrokken.

Rb Arnhem NL24.26881, 13.12.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:21705

Rb: 8EVRM-beoordeling voor Russische partner van Oekraiener met RTB-status in NL

Eiseres heeft de Russische nationaliteit. Zij is de echtgenote van referent, die de Oekraïense nationaliteit heeft. Eiseres en referent zijn in 2015 gehuwd in Sint-Petersburg (Rusland). Referent geniet bescherming op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB). Dit geldt momenteel tot 4 maart 2026.

In 2022 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het doel “Verblijf als familie- of gezinslid bij haar man ”. De minister heeft de aanvraag afgewezen omdat eiseres geen geldige mvv heeft. ….

De rechtbank volgt de minister niet in zijn standpunt dat geen aanspraak bestaat op bescherming van artikel 8 van het EVRM en hij geen belangenafweging als bedoeld in artikel 8 van het EVRM hoeft te maken, omdat het bestreden besluit niet tot gevolg heeft dat familieleden worden gescheiden. Dat referent en eiseres ervoor zouden kunnen kiezen om elders hun gezinsleven uit te oefenen, wat wordt betwist, staat daar los van. Het bestreden besluit heeft dan ook tot gevolg dat eiseres en referent van elkaar worden gescheiden. …. De rechtbank acht daarbij mede van belang dat ook gewijzigde omstandigheden in dat kader nu niet meer kunnen leiden tot tijdelijke bescherming van eiseres op grond van de RTB. De beroepsgrond van eiseres slaagt.

Rb den Bosch NL24.17207, 15.10.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:22125

Pagina's