CRvB: geen recht op noodopvang voor zelfredzame Chavez-moeder

Uit het arrest C G van het Hof van 15 juli 2021, C-709/20, vloeit voort dat de Unieburger, zeker als deze zich in een kwetsbare positie bevindt, onder waardige omstandigheden binnen de Unie moet kunnen leven. De weigering van noodopvang dakloze gezinnen mag er dan ook niet toe leiden dat de Unieburger wordt blootgesteld aan een concreet en reëel risico op schending van zijn grondrechten, zoals verankerd in de artikelen 1, 7 en24 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest).

Naar het oordeel van de Raad is onvoldoende aannemelijk geworden dat de weigering van de noodopvang dakloze gezinnen tot gevolg heeft dat de minderjarige zoon van appellante geen menswaardig bestaan kan leiden, dan wel dat een reëel risico bestaat op schending van zijn grondrechten. Appellante heeft in het verleden gewerkt en niet gebleken is dat zij nu buiten staat is om te werken. Appellante krijgt een bijstandsuitkering en inmiddels ook gezinsbijslagen, waarmee zij geacht wordt te kunnen voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan van haar en haar minderjarige zoon. Appellante heeft in het verleden zelf in onderdak voorzien en het college heeft zich ervan vergewist dat appellante ook in de periode in geding niet door intrinsieke omstandigheden buiten staat was zelf in onderdak voor haar en haar gezin te voorzien. Daar komt bij dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij vanaf het moment dat zij de woning van haar ex-partner heeft verlaten al het mogelijke heeft gedaan om in Nederland onderdak te krijgen.

Hoger Beroep tegen Rb Amsterdam 22/4986, 17.3.23 ongegrond.
CRvB 23/1277WMO15, 10.1.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CRVB:2024:56