Verzoekster heeft de Spaanse nationaliteit. Zij heeft drie kinderen X, Y en Z, van op dit moment 7, 5 en 2 jaar oud, waarvan X en Y de Spaanse nationaliteit hebben en Z de Nederlandse nationaliteit. Zij ontving met ingang van 1 februari 2017 bijstand op grond van de Participatiewet naar de norm voor een alleenstaande ouder. Op 16 oktober 2017 heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid vastgesteld dat verzoekster geen verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan in Nederland meer heeft. Het College heeft daarop besloten dat verzoekster niet langer aanspraak kan maken op bijstand. In het verzoek om een voorlopige voorziening heeft verzoekster verzocht te bepalen dat verzoekster gedurende de hoger beroepsprocedure in aanmerking komt voor bijstand.
De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling. Het door verzoekster gestelde financiële belang is op zichzelf voldoende spoedeisend. In dit geval is sprake van een gezin met jonge kinderen, waarvan twee schoolgaand, dat moet leven van een inkomen onder het minimum. De voorzieningenrechter acht het gelet op het financiële spoedeisende belang, de belangen van de minderjarige kinderen, de uitzonderlijke situatie dat in verband met de uitbraak van het coronavirus op korte termijn geen zitting kan plaatsvinden bij de Raad, en het feit dat de Spaanse regering in verband met die uitbraak de noodtoestand heeft uitgeroepen, op dit moment aangewezen zonder zitting en zonder voorlopig oordeel van het geschil in de bodemprocedure, een tijdelijke voorziening te treffen. De voorzieningenrechter bepaalt dat het college met ingang van de datum van deze uitspraak bijstand verleent aan verzoekster, totdat ter zitting uitspraak op het verzoek of uitspraak in de bodemzaak is gedaan. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden. Vovo-verzoek toegewezen.
CRvB 20/640 PW-VV, 20.3.20
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CRVB:2020:746