Hoge Raad: veroordeling voor uitbuiting Indonesische au pairs

De werkzaamheden van de aangeefsters bestonden uit het zorgen voor de kinderen van de verdachten en uit huishoudelijke taken. Het oordeel van het hof dat dit geen uitzonderlijk zwaar of gevaarlijk werk betreft kan ik nog wel begrijpen, maar zover het hof daarmee heeft bedoeld tot uitdrukking te brengen dat bij werkzaamheden die niet uitzonderlijk zwaar of gevaarlijk zijn in het algemeen niet van een uitbuitingssituatie kan worden gesproken, komt dat oordeel mij niet juist voor. ... Het behoeft mijns inziens geen nadere toelichting dat het fulltime zorgen voor jonge kinderen een zware en tijdrovende inspanning is. Daar komt bij dat de kinderen ernstig ziek waren en veel zorg nodig hadden en dat de medeverdachte (de moeder van de kinderen die thuis verbleef) als gevolg van gezondheidsproblemen zelf evenmin in staat was voor de kinderen te zorgen of huishoudelijke taken te verrichten. Daarbij komt dat de aangeefsters dag en nacht beschikbaar moesten zijn, geen vrije dagen hadden en niet of nauwelijks betaald werden voor hun werkzaamheden. Het enkele feit dat een aantal dagen in de week ook een andere oppas werkzaam was, doet daar niet aan af. ...

Feit is dat de aangeefsters illegaal in Nederland verbleven – hetgeen op zichzelf al voldoende grond is om een uitbuitingssituatie te veronderstellen –, uit armoedige omstandigheden in Indonesië kwamen, niet bekend waren met de Nederlandse taal en cultuur en bovendien hun paspoort moesten afgeven aan de medeverdachte. Daarmee bevonden de aangeefsters zich in een kwetsbare en afhankelijke positie ten opzichte van de verdachten. Daarbij verdient nog opmerking dat in ieder geval één van de aangeefsters bij haar aangekondigde vertrek van de medeverdachte te horen kreeg dat ze eerst € 3.000,- moest betalen wegens gemaakte kosten. Tekenend in dat verband is het sms-bericht van de medeverdachte dat luidde: “die [betrokkene 1] is een gevangene zolang de schuld nog niet is afbetaald (…)”. Alles overziend laten de vastgestelde omstandigheden waaronder de aangeefsters tewerkgesteld werden en de kwetsbare en afhankelijke positie waarin zij in dat kader verkeerden zich mijns inziens niet wel verenigen met het oordeel dat de beperkingen die daaruit voortvloeiden niet van een dusdanige aard waren dat sprake was van het oogmerk van uitbuiting of een uitbuitingssituatie. 

Al het vorengaande in ogenschouw genomen kom ik tot de slotsom dat ... het middel op die grond slaagt. 

Parket bij de Hoge Raad 21/05188, 21.11.23
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:PHR:2023:1028 

idem Parket bij de Hoge Raad 21/05187, 21.11.23
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:PHR:2023:1029