HvJ EU: ook risico bij zelf-gecreerde risico’s in asielland

De vreemdeling legt aan zijn opvolgende asielaanvraag ten grondslag dat hij in Oostenrijk zich tot het christendom heeft bekeerd. Hoewel het BFA (federal vreemdelingen- en asieldienst) zijn bekering geloofwaardig acht en subsidiaire beschermingsstatus aan de vreemdeling heeft verleend, stelt het BFA dat het risico van vervolging als gevolg van deze godsdienstige bekering voortvloeit uit omstandigheden die de vreemdeling zelf heeft veroorzaakt nadat hij het land van herkomst had verlaten. Daarom zou de vluchtelingenstatus van de vreemdeling moeten worden geweigerd. De verwijzende rechter heeft de prejudiciële vraag gesteld of in een dergelijk geval geen verblijfsstatus wordt verleend.

Het Hof beantwoordt de vraag als volgt. Artikel 5(3) Dri moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling die de erkenning van de vluchtelingenstatus naar aanleiding van een volgend asielverzoek, dat gegrond is op een risico van vervolging als gevolg van omstandigheden die de verzoeker zelf heeft veroorzaakt nadat hij het land van herkomst heeft verlaten, afhankelijk stelt van de voorwaarde dat die omstandigheden de uitdrukking en de voortzetting vormen van een overtuiging die de verzoeker reeds in dat land van herkomst aanhing. 

HvJEU Oostenrijk t. JF C-222/22, 29.2.24
https://curia.europa.eu/juris/liste.jsf?num=C-222/22
ECLI:EU:C:2024:192